En nogmaals de visserij

De in 1937 geboren Utrechter Peter Dorleijn schreef een een prachtige reeks kloeke boekwerken over de Zuiderzeevisserij – Van gaand en staand want – , met een deel over Huizen en Bunschoten-Spakenburg. Hij geeft een schat aan informatie, waar ik rijk uit kan putten. Maar de stoere mannen en jongens visten niet alleen op de Zuiderzee. Er waren er ook die de zeegaten kozen naar de Noordzee. Omstreeks 1800 was deze (kust)visserij voor Urk, Enkhuizen en Volendam zelfs de noodzaak. Voor Enkhuizen en Volendam blijft dat zo tot het eind van de 19e eeuw. Urk heeft deze traditie voortgezet en geldt nu nog steeds als een van de belangrijkste vissersplaatsen, waar het brood verdient wordt niet alleen meer op de Noordzee, maar ook veel verder. Eind vorige eeuw waren er Urker vissers actief bij de Falkland Eilanden, waar op makreel gevist werd ende hier als Hollandse makreel werd verkocht! Op beperkte schaal waren er ook Huizers actief op de Noordzee, waarmee kort voor 1800 aangevangen werd. Je moest daarvoor wel een consent bezitten. Er is zo’n ‘permissiebiljet’ bekend van Dirk Brasser, ‘voerende de Schuit Huizen in ‘t Gooiland No.45′. (Er was een HZ 45 die op de Zuiderzee viste, van de gebroeders Koeman, waarover de in Leersum woonachtige Dick Schaap – ook van 1937 – een aardig boekje schreef, een uitgave van de Historische Kring Huizen, wie lid wordt krijgt dit cadeau. In 2005 schafte de gemeente Huizen deze botter aan. Omgedoopt tot de Gebroeders Schaap wordt hij door een stichting in de vaart gehouden voor tochtjes,excursies. Wie 25 euro jaarlijks doneert kan gratis mee) Terug naar Dirk Brasser, van wie op de achterkant van zijn consent vermeld wordt dat hij 41 jaar oud was en blauwe ogen had en licht haar, zijn knecht Jan Ruiter was 43 jaar en kende bruine ogen en donker haar. Een soort ‘pasfoto’ derhalve. Uit een boek over de visserij van Jan Bout uit 1907 blijkt dat ook halverwege de 19e eeuw op de Noordzee door Huizers werd gevist. Men viste in het voorjaar op schelvis, kabeljauw en schol. De opening van het Noordzeekanaal in 1876 maakte het voor de Huizer vissers aantrekkelijker om aan Noordzeekustvisserij te doen. De weg werd aanzienlijk bekort en IJmuiden vormde een aantrekkelijke haven. Huizers hadden graag Volendammer knechts aan boord, want aldus Jan Kes uit Volendam: ‘als de zon onderging, gingen zij ook, maar een Volendammer hield z’n doppen wel open!’. Er waren Urkers die vanuit IJmuiden visten die naar Huizen verhuisden, want dichterbij de visbron. Genoemd worden o.a. de gebroeders Lammert en Jan Brans. Het vissen op de Noordzee was niet zonder gevaar. De Noordzeebotters waren wel wat groter dan die op de Zuiderzee, maar bij storm waren het toch notendopjes; de kans overboord te slaan was niet gering. Van de bekende broers Hein, Aart en IJp Veerman, naar hun vader alle drie aangeduid als ‘van Aart’, was het IJp die bij Petten verdronken is, omdat hij niet op tijd terug kon naar IJmuiden. Hij is nooit gevonden en liet een vrouw en vijf kinderen achter. Hein van Art heeft het vissen op de Noordzee het langst volgehouden. Zijn schuit is uiteindelijk bij de gebroeders Westland als HZ1 in de vaart gekomen. De HZ1 heeft het Bijbels gezegde van de eerste en de laatste op geheel eigen wijze waar gemaakt: deze eerste was de laatste botter die vanuit ons dorp viste. En een van de gebroeders Westland was getrouwd met een zuster van mijn opoe Vos-Visser en zo is de cirkel ook zo weer rond.