BWV 90 – Es reisset euch ein schrecklich Ende

De titel alleen al doet huiveren. En Bachs muzikale aanpak is er ook een van een huiveringwekkende dramatiek en tegelijk daarin van een aangrijpende schoonheid. De teksten voor de zondag – de 25e na Trinitatis – geven er ook aanleiding toe. We zitten aan het eind van het kerkelijk jaar, waarin het einde der tijden, het laatste oordeel en Christus’ wederkomst centraal staan. De epistellezing is 1 Thessalonicenzen 4: 13 -18 en de evangelielezing Mattheus 24: 15-28. Het is een muzikale boetepreek, waar ze in Bachs tijd en ook andere componisten wel raad mee wisten. deze cantate werd voor het eerst uitgevoerd op 14 november 1723. De tekstdichter is onbekend. De originele partituur – autograaf – geeft geen uitkomst over de door Bach gewenste bezetting. Af te lezen valt dat naast solostemmen strijkers en continuo vereist zijn, maar of hobo’s de strijkers versterken is onbekend. In deel 3 voegt zich een trompet bij het orkest, maar het zou ook een hoorn kunnen zijn. 

1. ARIA (T)
Es reißet euch ein schrecklich Ende,
Ihr sündlichen Verächter, hin.
Der Sünden Maß ist voll gemessen,
Doch euer ganz verstockter Sinn
Hat seines Richters ganz vergessen.

Nalatige zondaars worden meegesleurd naar een verschrikkelijk einde. de maat van de zonde is boordevol, maar de verstokte van geest vergeet dat er een rechter zal oordelen. het gaat er direct al heftig aan toe, de zweep gaat er over. Te horen in de 1e viool die in stijgende toonladders zijn schoten de lucht in schiet. De tenor is een boeteprediker die op hoge toon en met grillige sprongen en vurige coloraturen met het einde dreigt. Soms vallen er onheilspellende stiltes. De violen zwijgen wanneer over het vergeten van de rechter sprake is, alleen de continuobas laat zich dan grommend horen.

2. RECITATIEF (A)
Des Höchsten Güte wird von Tag zu Tage neu,
Der Undank aber sündigt stets auf Gnade.
O, ein verzweifelt böser Schade,
So dich in dein Verderben führt.
Ach! wird dein Herze nicht gerührt,
Daß Gottes Güte dich
Zur wahren Buße leitet?
Sein treues Herze lässet sich
Zu ungezählter Wohltat schauen:
Bald läßt er Tempel auferbauen,
Bald wird die Aue zubereitet,
Auf die des Wortes Manna fällt,
So dich erhält.
Jedoch, o Bosheit dieses Lebens,
Die Wohltat ist an dir vergebens.

In dit secco-recitatief komt de alt aanzetten met een collage van bijbelteksten, vol tegenstellingen. Teksten uit Klaagliederen 3, Romeinen 6:1; Romeinen 2: 4; Zacharia 6: 12 -15; Psalm 23: 2. de tegenstellingen zijn die tussen de goedheid, genade en weldaad van Gods kant tegenover de ondankbaarheid, het verderf en kwaad doen van onze kant. Er wacht een tafel, waarop het manna van het Woord zal vallen, maar is het niet vergeefs?

3. ARIA (B)
So löschet im Eifer der rächende Richter
Den Leuchter des Wortes zur Strafe doch aus.
Ihr müsset, o Sünder, durch euer  Verschulden
Den Greuel an heiliger Stätte erdulden,
Ihr machet aus Tempeln ein mörderisch Haus.

De eerste twee zinnen komen uit Openbaring 2: 5 en de laatste regel uit Mattheus 21: 13. In het eerste citaat is God aan het woord, een dictaat voor Johannes, in het tweede Christus. God en Christus trekken samen op en natuurlijk is dan de bas de vertolker, waarbij de trompet het geëigende instrument is als ‘bazuin Gods’.  Het doven van de kandelaar wordt verklankt in dalende toonreeksen. De aria in vrijgevormden da capo-structuur is van een opera-achtige dramatiek. Een wekroep, ogenschijnlijk vrolijk, maar gezien de tekst vol wraak. 

4. RECITATIEF (T)
Doch Gottes Auge sieht auf uns als Auserwählte;
Und wenn kein Mensch der Feinde Menge zählte,
So schützt uns doch der Held in Israel,
Es hemmt sein Arm der Feinde Lauf
Und hilft uns auf;
Des Wortes Kraft wird in Gefahr
Um so viel mehr erkannt und offenbar.

Dit  voor de uitverkorenen geruststellende secco-recitatief begint met een citaat uit Mattheus 24: 22. In het geweld van de eindtijd zullen de uitverkorenen dankzij Christus, de held in Israël, overeind blijven.

5. KORAAL
Leit uns mit deiner rechten Hand
Und segne unser Stadt und Land;
Gib uns allzeit dein heilges Wort,
Behüt fürs Teufels List und Mord;
Verleih ein selges Stündelein,
Auf daß wir ewig bei dir sein.

Een gebed als afsluiting met de woorden van het zevende couplet van ‘Nimm, von uns, Herr, du treuer Gott’ van Martin Moller uit 1584, op de melodie van Luthers ‘Vater unser im Himmelreich’. De sopraan wordt ondersteund door de trompet, in dit geval een schuiftrompet, omdat een natuurtrompet in wat hij aan tonen kan produceren niet toereikend is. Wat Van Hengel nog toevoegt over dit slot is te interessant om niet te vermelden:  

Ook zonder uitleg in musicologisch vakjargon zal elke toehoorder opkijken bij de harmonische wending aan het eind van de voorlaatste zin: de rustige gang naar het zalig uurtje, Stündelein, eindigt met een verrassend Trügschluss, een bedriegelijke of schijnbare afsluiting die bij Bach nog ‘ellips’ heet, een wending die in een andere wereld voert, hier: de wereld van Des-groot, een toonsoort met 5 mollen (♭♭) die in Das Wohltemperirte Clavier – dat toch alle toonsoorten heet te bestrijken – niet eens voorkomt want aldaar genoteerd wordt als Cis-groot (7##); hij gold destijds als onbestaanbaar laag, buiten de bekende wereld liggend, im Jenseits.