Category Archives: kunst

Uit mijn kaartenbak – Antinoüs

img_5255

 

Een kaart die ik ontving in de zomer van 1982 van een vriend die ik pas had leren kennen via het Werkverband van Homofiele Theologen. Als openlijke homo’s vochten wij voor een volledige erkenning binnen de Hervormde en de Gereformeerde Kerk. We stuurden brieven naar gemeenten en synodes; we drongen een synodevergadering van de Hervormde Kerk binnen en deelden pamfletten uit. We hadden een paar maal per jaar onderlinge bijeenkomsten, waarin we bezinning en acties koppelden aan jolijt, met o.a. een eigen cabaret-avond. Ach ja en de liefde werd ook gevonden en bedreven. Onze katholieke gevoelsgenoten hadden een eigen organisatie vanwege het grote verschil in kerkstructuur. Wij noemden ons zelf de ‘hobo’s’ – homo-dominees; zij werden de ‘hopa’s’ genoemd - homo-pastores. In de inmiddels Protestantse Kerk is uiteindelijk heel veel bereikt, in veel gemeenten kunnen homo-paren hun huwelijk laten inzegenen; diverse homostellen bewonen een pastorie; homo’s draaien volop mee in kerkgemeenschappen etc. Bij de grote Roomse buur is nog immer weinig bereikt. Het onlangs verschenen boek Sodoma geeft een onthullende kijk achter de schermen van het Vaticaan met z’n talloze verborgen en in principe verboden homo-relaties; seksueel plezier onder de toog, gebruik maken van prostituees, achter een façade van homofobie en (officiële) homo-afkeur en zelfs haat. Lees dat boek!

Bovenstaande kaart stuurt de vriend annex collega uit Griekenland. Hij schrijft:

“De aanhangers van de griekse principes maken vast en zeker een uitstapje naar Delphi, waar dit fraaie exemplaar van mannelijk geslacht Antinoüs – ooit het liefje van keizer Hadrianus – in al zijn bevalligheid te pronken staat en zich laat strelen”                                   “Ondertussen ben jij in Purmerend begonnen in het verpleeghuis. Ik wens je toe dat je je er net zo thuis zult gaan voelen als in dat merkwaardige en inspirerende topje van Noord Holland”.

Op Wieringen was ik begonnen als theologisch vormingswerker – zie het vorige stukje in deze rubriek. Dat was een half-time baan. halverwege 1982 kon ik voor een halve week ook gaan werken voor verpleeghuis Overwhere in Purmerend als pastor voor alle gezindten. Drie jaar heb ik op Wieringen gewerkt, toen ik door alle vloeren van geloof zakte; ik verhuisde naar Amsterdam. In het verpleeghuis bleef ik wat langer nog werkzaam, totdat ook dat ‘op’ was.

Nu nog even over Antinoüs. Een buitengewoon knappe jongeling uit de eerste eeuw na Chr., die Hadrianus op al zijn reizen vergezelde, maar bij een bezoek aan Egypte in de Nijl verdronk. Hij was slechts 19 jaar oud. De keizer liet een stad aan de oever van de Nijl bouwen en noemde het Antinoöpolis. En tempels door het hele rijk met beelden van zijn geliefde. Bij zijn Villa Adriana in Tivoli kreeg hij een eigen tempel. De obelisk die daar stond, staat nu in het park op de Romeinse heuvel Pincio.

440px-antinous_ecouen_louvre_ma1082_n3   440px-antinous_mgeg_inv22795

Uit mijn kaartenbak – Hercules en Diomede

Uit mijn verzameling ansichtkaarten dit keer een kaart uit het Palazzo Vecchio in Florence/Firenze. 

img_5254

 

Cosimo I de ‘Medici gaf in 1560 aan de beeldhouwer Vincenzo de Rossi de opdracht om de twaalf werken van Hercules in steen te verbeelden; het werden er zeven. Aanvankelijk bedoeld om een fontein in de Boboli Tuinen te decoreren, staan ze sinds 1592 in Salone dei Cinquecento, de Zaal van de Vijfhonderd.                                                                                               Hercules/Heracles belichaamt de Griekse idee van vrijheid en heldendom en dat was ook het ‘Anliegen’ van de republiek van Florence en de Medici.  David geldt als een Bijbelse pendant/variant van Hercules, vandaar ook zoveel ‘Davids’ in het Florence der Medici.                                                                   In zijn kindertijd wist Hercules niet wat hij met z’n leven en lot aan moest. dan verschijnen aan hem de twee vrouwen Zachtheid en Deugd en stellen hem voor de keus tussen een leven van plezier en vreugde en die van zwoegen en glorie. Hij kiest voor het laatste en zo wordt hij geconfronteerd met de twaalf werken c.q.opdrachten. Heracles was de zoon van Zeus over wie deze flink opschepte; de achterdochtige Hera zorgt dat Eurystheus net eerder geboren wordt en zo heerser wordt van Mycene. Heracles komt onder de knoet van Eurystheus en van hem krijgt hij die twaalf opdrachten.                                   In het geval van Diomedes luidt doopdracht beslag te leggen op diens merries. Diens merries waren wild en spoten vuur en vlammen uit hun neusgaten.Diomedes , zoon van de wrede god Ares, was een despoot die over Bistoni in Thrace regeerde. Hij voedde zijn wilde paarden met de arme slachtoffers die als drenkelingen aanspoelden op de kust.       Hercules bereikt Thrace, neemt Diomedes gevangen, bindt hem vast en voedt hem aan zijn eigen merries. Daarna nam hij de paarden mee naar Mycene.

De kaart kreeg ik van een elf jaar jongere vriend die op dat moment in Florence verbleef, in het kader van zijn studie Italiaans. Hij is inmiddels een befaamd vertaler Italiaans – Nederlands. Hij schrijft mij: ” Een juiste voorstelling van wat ik hier doe geeft deze kaart niet, maar in de (houd) greep van de kunst ben ik zonder meer”.                                                        De kaart is gestuurd naar Klieftstraat 41 in Hippolytushoef. Daar woonde ik in 1983, toen ik als theoloog verbonden was aan het Oecumenisch Centrum Oosterland op Wieringen.  De vriend van de kaart was ik eerder tegengekomen bij het COC in Utrecht, nadat ik – toen nog woonachtig in Vreeland – ‘uit de kast’ gekomen was. Niet lang daarna ging ik zelf naar Florence en kon de nog steeds gekoesterde kaart met eigen ogen zien en de kracht van de actie, van de beweging voelen en zo ook gegrepen worden.

Wandeling Bussum – Baarn, in het spoor van Van Eeden en Van Deyssel

Toen ik begin September 1893 mijn eerste woonhuis te Baarn betrok, hadden Van Eeden en ik afgesproken elkander wel te bezoeken met een voetreis van Bussum naar Baarn of omgekeerd, waarvan de een helft zich dan zoude voltrekken op de heide tussen Baarn en het Sint Jans Kerkhof bij Laren. Wij zouden ook elkaar wel tegemoet lopen, elkaar ontmoeten ter hoogte van het Sint Jans kerkhof en dan te zamen in de een of in de andere richting verder loopen.

Een citaat uit Van Deyssels Gedenkschriften. Dit citaat neem ik over uit het aardige boek van Ronny Boogaart en Eric de Rooy:  ‘Het beste mijner paradijzen’ - Wandelen door het Gooi met Van Eeden, Van Deyssel en anderen. (Bas Lubberhuizen, 2011). Al eerder maakte ik een wandeling uit hun boek, door Bussum.

Ik fiets naar station Bussum-Zuid, parkeer hem aan de kant van de Ceintuurbaan tussen vele andere rijwielen en start door de rotonde over te steken. Over een wandelpad langs een vijver met spuitende fontein, rechts af buigend langs flats naar de  Lange Heul, het begin van een nieuwbouwwijk uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Die sla ik links af in en loop door tot de Laarderweg, waar ik rechts af ga. Bij de Lidl een flesje water gekocht, want het zonnige weer zal mede voor dorst onderweg zorgen. Ik bereik de Bussumerheide, neem het fietspad richting Laren, maar al snel rechtsaf om bij een hek de heide op te gaan Op een bankje onder een eikenboom lees ik uit het boek, geniet van weer en uitzicht en rook een sigaartje.

img_3855    img_3856  voorjaar langs Ceintuurbaan

img_3857-2   img_3859          Eikenboom met bankje                                            heide met TV-toren H’sum

Een van de voornaamste redenen van Van Eeden om naar Bussum te verkassen is de nabijheid van heide. Het is terugkeer naar de tijd van zijn jeugd, de natuur bij Haarlem. Weliswaar woonde hij in duinlandschap, wat hem zeer bekoorde, maar ook heide trok hem aan. In tegenstelling tot zijn vader, Frederik sr, die zich al vóór Jan. P.Thijsse en Eli Heimans zich bekommerde om de natuur. Hij is het die de term ‘natuurmonument’ munt. Maar van heide moest hij weinig hebben. Heide was een plek waar in ‘vuile kotten’ armoede geleden werd en die ontgonnen moest worden tot bloemen- en moestuinen. Bij de ‘oude’ Van Eeden hoor je nog dat ‘heide’ de plek van en voor ‘barbaren’ was oftewel ‘heidenen’.                

Na de korte stop nemen we weer de benen en steken de Bussumerheide over, met na driehonderd meter een hek dat het gebied begrenst waar Schotse Hooglanders grazen. Hou ze op afstand, wordt gewaarschuwd. Niet ten onrechte, want hun onberekenbaarheid kan gevaarlijk zijn. De hei is niet allen een plek waar Van Eeden graag wandelde, maar waar hij ook graag lag te lezen, in het werk van Shelley bijvoorbeeld. Ik loop gestaag door, stuit op vriendelijke groetende tegenliggers en op twee van die groot gehoornde grazers, die mijn pad kruisen en dat van twee lange jonge vrouwen en hun vrolijke doeshond. De grote beesten ervaren ons niet als hinderlijk en blijven kalm door grazen. 

Uit het boek van Boogaart c.s.:

Op tweede kerstdag 1918 wandelt Van Eeden met Jacob Israel de Haan over de heide naar Laren. Vermoedelijk vergezelt hijDe Haan op weg naar het huis van diens zus Carry van Bruggen, want Van Eeden wandelt alleen terug naar Bussum. De stemming is bedrukt: De Haan heeft besloten voorgoed naar Palestina te vertrekken. Hoewel Van Eeden noch over homoseksualiteit noch over Joden erg positief geschreven heeft, is De Haan, die allebei tegelijk is, toch een van zijn weinige overgebleven vrienden.

Van Eeden zelf in zijn Dagboek: Ik was recht bedroefd omdat de trouwe vriend mij verlaten gaat.

Op 30 juni 1924 wordt De Haan in Jeruzalem vermoord.

Ik kom bij een lange, lange zandweg en fietspad met weerszijden bomen, Nieuwe Crailoseweg geheten. Maar wij noemden het in het Gooi ‘Gebed zonder End’. Vijf jaar lang zat ik op de Kweekschool in Utrecht en fietste samen met m’n achternicht naar station Hilversum. Maar deze route namen we nooit: te saai, want te lang. Ik steek over en de heide die dan volgt is de Westerheide en bereik uiteindelijk restaurant La Place aan de Hilversumseweg. Aan de overkant het Geologisch Museum en daarnaast en erachter het Sint Janskerkhof.

img_3860    img_3863

img_3861                                                                                                 Gebed zonder End richting Huizen

Het museum is helaas gesloten. Ik loop er links om heen en zoek de ingang van het kerkhof. Het oog valt direct op de neogotische kapel uit 1892. De glas in loodramen komen uit de voormalige kapel van een jongensschool in Laren, thans RK.basisschool voor jongens en meisjes. Het beeld van St.Jan stamt uit 2002. In dat jaar werd ook het monument ter gedachtenis van ongedoopt gestorven kinderen opgericht, een initiatief van pastoor Jan.J.Vriend.

lang werd gedacht dat op deze plek al heel vroeg een St.Janskapel stond, maar dat is een vergissing. Er stond wel een godshuis, maar die was zoals zoveel kerken in het Gooi gewijd aan St. Vitus. Het was zelfs een kerk. Het was de Naardense rector van de Latijnse school die voor verwarring heeft gezorgd. Hij noemde in 1564 de kerk een kapel , gewijd aan Sint Jan de Doper. Aan hem was een kapel gewijd, maar die stond sinds 1520 in het dorp, thans Johanneskerk genoemd. Uit de vondst  van een steen uit omstreeks 1275 is gebleken dat in ieder geval toen al een kerk op deze hoogte stond. Volgens Judith Schuif op een plek van een vroegere heidense offerplaats, benevens dodenhof. Vanuit de omgeving werd de doden er heen gevoerd. De wegen, waarvan sommigen nog als zandwegen over de eides lopen, werden doeningen genoemd. Deze kaarsrechte wegen, zoals ik zelf er één gelopen heb zouden ook in de christelijke tijd gebruikt zijn om de doden naar de Kerk op de hoogte te brengen. Dat is meer mythe dan werkelijkheid, omdat diverse dorpen al zelf kerken hadden waar de doden begraven konden worden. Vast staat slechts de Laarder katholieken hier hun doden begroeven en sinds de 18e eeuw ook die van Bussum, nadat ze noodkerk hadden gesticht.In 1806 werd in Laren het Broederschap van Sint Jan opgericht. Zij stelde zich als taak een jaarlijkse bedevaart naar het Sint Janskerkhof te organiseren. In 1822 wordt deze van regeringszijde erkend, zodat deze overdag gehouden kan worden. Jaarlijks vindt deze processie plaats rond of op de langste dag of rond de St. Jansdag, 24 juni. Sinds 1886 is he tevens een sacramentsprocessie, omdat Sacramentsdag samenviel met Sint Jansdag. Het is de enige processie over de openbare weg boven de grote rivieren.

In 1897 wandelt Van Eeden naar het kerkhof voor de processie, maar volgens zijn dagboek valt het tegen: ‘Het was een lelijk en treurig gezicht’ Twee jaar na zijn doop (1923) verdriet het hem dat hij niet naar de processie kan.

laren_kapel_st-_janskerkhof      img_3869

img_3868    240px-laren_sint_janskerkhof_laren_monument_voor_niet_gedoopte_kinderen                                    –                                                                                     kindermonument

Een lage omheining scheidt het St.Janskerkhof van de Algemene Begraafplaats, maar door een hekje kun je deze met gemak betreden. Het is dus het kerkhof, waar Carry van Bruggen begraven ligt. En nog een aantal bekende vaderlanders. Als daar zijn Jacob Blokker (1942-2011), de man van de beroemde keten; Bert Haanstra (1916 -1997), onze meest beroemde cineast; Nap de Klijn (1909 – 1979) bekende violist; de tester, schilderes en tekenares Wally Moes; Joop Stokkermans (1937-2012), componist, pianist en Fiep Westendorp (1916-2004), tekenares bij het werk van Annie M.G.Schmidt.

img_3871      graf-carry-van-bruggen-laren algemene begraafplaats                                             Carry van Bruggen

150px-bert_haanstra      150px-nap_de_klijn      200px-joop_stokkermans                      Bert Haanstra                      Nap de Klijn                          Joop Stokkermans

img_3872      150px-fiep_westendorp_1                                                              Wally Moes                                               Fiep Westendorp

Terwijl steeds meer mensen in stemmige kleding onder een stralende zon het kerkhof op komen voor een aanstaande graflegging, wandel ik het kerkhof af en ga linksaf om spoedig op de Zuiderheide te belanden. Het pad klimt enigszins en op de top van het zandduin heb ik een prachtig zicht op de heide. Op een paar meter links raast het verkeer van de A1. Ik daal af tot een fietspad die links me bij theehuis ‘t Blik brengt. Een uitspanning met grote lengte van jaren. Van Eeden kwam er ook al, met de fiets, te voet; met zijn zonen of met zijn Tsjechische vertaler Milos Seifert. Bij het theehuis rechts af over een moeizaam te beklimmen zandduin, tot een hek rond een beschermd stuifzandgebied en dan links. Blijkens  een informatiebord bevind ik me op de Oude Postweg, die volgens een kaart in 1846 hier lag, wellicht de voorloper van de A1. Waar bos begint en het hek naar rechts buigt rechtdoor. Op een bankje rusten een echtpaar, hun grote rugzakken afgelegd. Ze blijken te oefenen voor een forse wandelvakantie in Lapland.  Even later rechts een moderne schaapskooi, met juist geworpen lammetjes.

img_3875      img_3877           Zuiderheide                                                                   Theehuis ‘t Bluk

img_3879    img_3881

Doorlopen tot aan de autoweg die onderlangs de A27 loopt. Rechtsaf, langs een padden- en salamanderpoel. Deze weg komt uit op de weg van Hilversum naar Baarn. Een stukje langs die weg en in een bocht is daar de ingang tot Amerpoort, een instelling voor mensen met een verstandelijke handicap. Een druk op een groene knop en het hek zwaait langzaam open. Ik loop over de hoofdweg van de instelling met talrijke gebouwen en groot hoofdgebouw. Wederom een druk op een knop en ik ben weer buiten de Amerpoort en direct op een ellenlange door bomen omzoomde grindlaan die naar Kasteel Groeneveld leidt. In de 17e en 18e eeuw zochten rijke Amsterdammers naar buitenplaatsen om er de zomers door te brengen. In het Gooi, in ‘s Graveland, langs de Vecht en in het Kennemer gebied zijn nog talrijke voorbeelden van te zien. Andries Mamuchet (1575/76- na 1638), telg uit een koperslagersfamilie, gevlucht uit Frankrijk om religieuze redenen kwam te wonen op een hofstede bij Baarn. Zijn ongetrouwde zoon Marcus laat in 1710 op de grond van een oude hofstede een vierkant verblijf, nu het middengedeelte van het huidige hoofdgebouw, met daarnaast een koetshuis en een oranjerie. De volgende bewoner is Cornelis Hasselaar, daarna wordt Pieter Cornelis Hasselaar, burgemeester van Amsterdam en heer van de ambachtsheerlijkheid Eennis-Binnen en Eemnes-Buiten en tevens directeur van de Bank Courant en Bank van Lening. Hij moet het kasteel verkopen, maar koopt het later weer terug. Van 1797 tot 1836 is het in bezit van Joan Huydecoper van Maarsseveen. Tot 1940 zijn het dames, gehuwd met een baron van Heemstra of een Taets van Amerongen die de scepter zwaaien. Dan komt het in handen van Staatsbosbeheer.

img_3882     img_3884

img_3883     img_3885

532px-kasteel_groeneveld kasteel_groeneveld_links

kasteel_groeneveld_rechts

Vanaf de voorzijde van het kasteel wandel ik naar de Amsterdamsestraatweg, steek die over, sla rechts af en stuit dan al snel op Restaurant Greenfields, vroeger Hotel Groeneveld geheten. Op 26 november 1899 wordt hier het twaalfenhalfjarig huwelijk gevierd van Van Deyssel en zijn vrouw Cato. De journalist Johan de Meester schrijft er over en zijn artikel prijkt op de voorpagina van de Nieuwe Rotterdamsche Courant, gerechtvaardigd volgens de journalist omdat deze gelegenheid meer gezien kan worden nog als een huldeblijk aan de schrijver.Boogaart c.s. citeren uit de NRC:

In den namiddag was er een receptie dichtbij de woning van het bruidspaar, in het bekende landelijke Hotel Groeneveld, en daarin die met bloemen en sierplanten getooide kleine kamers verdrongen zich de vrienden en geestverwanten, schrijvers, musici, enkele journalisten .. en vele dames-bewonderaarsters. Om half zes diner va ruim dertig couverts in het zelfde hotel. Dr. Herman Gorter, als ceremoniemeester fungeerend, deed voorlezing van heel een bundel telegrammen, reeds vroeger aangekomen, doch behendig achtergehouden, korte kering woorden van eerbied en ingenomenheid, door lange rijen namen gevolgd.

Dit bericht maakt duidelijk welke status Van Deyssel in literatuur en kunstminnend Nederland had verworven. Een paus omringd door een curie van kunstprelaten. Op de ochtend van het feest was een feestcommissie, bestaande uit Herman Gorter, Jan Veth en Albert Verwey al bij Van Deyssel thuis geweest om namens zestig bewonderaars geld aan te bieden om een huis te kunnen bouwen – naar een ontwerp van K.P.C. de Bazel – op een perceel grond tegenover villa Villetta, de woonst van de van Deyssels. Van Deyssels biograaf Harry Prick vermeldt wat er op het feestmenu stond: schildpadsoep, tarbot met ‘capersauce’, ossenhaas met sperzieboon, kalfsborst met bloemkool, eendvogel met compote en pudding met ‘rum sausen’ en daarna nog gebak, vruchten en ander dessert. Behalve de leden van de feestcommissie houdt ook Van Eeden een feestrede.Van Deyssel schrijft zelf dat hij twee dagen na het feest heeft moeten huilen van ontroering en blijdschap.

img_3916  vroegere Hotel Groeneveld

Doorlopend over de Amsterdamsestraatweg richting Soestdijk passeer ik links de kapitale villa van het Apostolisch Genootschap.  Deze vrijzinnig religieus-humanistische beweging is in ons land in 1951 opgericht en telt zo’n 15.000 actieve leden, verspreid over 70 gemeenschappen. De beweging ontstond in Engeland rond 1830. De villa in Baarn heet officieel Centrum voor informatie en verdieping Berg en Dal en herbergt o.a.de bibliotheek en het documentatiecentrum van het genootschap.

 De weg klimt en aan de rechterkant verschijnt landgoed Buitenzorg. In 1840 gebouwd , waarschijnlijk als kopie van het Indonesische Buitenzorg bij Djakarta. Opdrachtgevers zijn Joan Huydecoper en Johanna van Tets, eigenares van kasteel Groeneveld. Ten tijde van Van Deyssels verblijf in Baarn wordt het bewoond door de adellijke familie De Brauw. Van Deyssel begint zijn wandelingen naar Laren – met zijn hond Rex – op dit landgoed en bereikt zo het terrein van Groeneveld, dan bewoond door Taets van Amerongen. Eén van de dochters van de familie De Brauw- Van Doorn, freule Elsie, komt in de jaren 1910-1911 een paar maal per week bij de ‘paus’ op bezoek om over literatuur en de kunst te spreken. De zwaar melancholieke Van Deyssel werkt het op zijn zenuwen. Hij acht zich niet geschikt als mentor en hij weet het bezoek terug te brengen tot eenmaal in de twee weken. Elsie de Brauw trouwt in 1924 met J.A.N.Patijn, die het zal schoppen tot burgemeester van Den Haag en vlak voor de oorlog tot minister van Buitenlandse zaken onder Colijn. Buitenzorg wordt in 1949 gekocht door het Nederlands Padvindsters Gilde. Koningin Juliana was te gast bij de opening. Van de oorspronkelijke 200 hectare van het landgoed rest nog slechts 7,5 hectare hoofdzakelijk bos en eigendom van Staatsbosbeheer.    

img_3886      buitenzorgbaarn1               Apostolisch Genootschap                                        Buitenzorg

Ik sla links de Jacob van Lenneplaan in en kom op de kruising met de Dillenburglaan en de Waldeck Pyrmontlaan. Over de kruising liggen in de Dillenburglaan rechts De Bremstruik en links Villetta. Van 1 september 1893 tot 1 mei 1901 woont Van Deyssel in Villetta, voor hem ‘aangebracht’ door Van Eeden die in juli 1893 een middag lang op de fiets voor hem op ‘huizenjacht’ ging. Een woning in ‘s Graveland acht hij niet geschikt, maar Viletta is precies volgens Frederik wat Van Deyssel zou passen: ‘een huis dat niet te dicht bij andere staat en ook niet te ver er vanaf’. De villa was toen toen wit geschilderd, thans donker oker. Zoals vermeld wordt van het opgehaalde geldbedrag een ander huis gebouwd, recht tegenover Viletta, vanwege de vele bremstruiken De Bremstruik geheten. Het staat er nog steeds te pronken. Een half jaar het feest wordt met de bouw begonnen. In mei 1901 kan er verhuisd worden. Er komt een oude kachel in van Alphonse Diepenbrock en een kleurrijk vloerkleed van het echtpaar Rik en Henriette Roland Holst, die daar op uitgekeken zijn. Tot 1918 blijft het gezin Van Deyssel er wonen. In die ruim vijftien jaar zijn er naast de immer opduikende financiële problemen ook steeds meer persoonlijke problemen. Het echtpaar vervreemdt van elkaar. Het huwelijk wordt ontbonden en Van Deyssel verhuist naar Haarlem, nadat het huis publiekelijk is verkocht. In De Bremstruik heeft Van Deyssel De Adriaantjes geschreven, in een ‘doodstille werkkamer’. In het boek van Boogaart en Van Rooij valt veel moois en interessants te lezen over verblijf en leven in de beide villa’s. Dus wie het boek te pakken weet te krijgen: aarzel niet! Ik wandel weer verder, de Waldeck Pyrmontlaan in.

img_3887          img_3888                         Villeta                                                                                De Bremstruik

img_3918 Van D. in zijn werkkamer

De Waldeck Pyrmontlaan loop ik uit tot de De Beaufortlaan, ga deze in en vervolgens links de Kroningslaan in en daarna rechtsaf de Wilhelminalaan in. Links en rechts kapitale villa’s, de een nog fraaier dan de ander.uiteindelijk kom ik op de Gerrit van der Veenlaan, die links naar het station voert, het einddoel van mijn wandeling. In een parkje rechts een standbeeld van Lodo van Hamel. Lodewijk van Hamel werd op 6 juni 1915 in Nieuwersluis geboren en werd luitenant-ter-zee tweede klasse bij de Koninklijke Marine. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in ons land was hij toegevoegd marine-officier in het fort te IJmuiden. Hij komt op 14 mei in Enegland aan en wordt gerecruteerd als geheim agent. Hij werd als zodanig op 27 augustus 1940 bij Hillegom gedropt, als eerste van velen na hem. Hij slaagt er in een groep medewerkers te verzamelen, onder wie een marconist. ook lukt het hem een antenne op te zetten voor het doorgeven van radioberichten. Omdat hij voorzien was van een slecht vals paspoort is de bedoeling dat Van Hamel in oktober al weer terugkeert naar Engeland. In de nacht van 13 oktober zou hij opgepikt worden met vier anderen door een watervliegtuig op het Tjeukemeer in Friesland. Tevergeefs. Vanwege de dichte mist kon het niet landen. De als ornithologen verklede mannen worden bij terugkeer naar de wal gearresteerd door twee Nederlandse politieagenten. De Duitsers zijn gealarmeerd. Het watervliegtuig doet inmiddels een nieuwe poging en wordt beschoten en weet desondanks te ontkomen naar Engeland. De opgepakte groep wordt overgebracht naar het Oranjehotel in Scheveningen. De achtergelaten koffer met spionagemateriaal wordt door de politie gevonden. De groep wordt berecht en Van Hamel wordt op 16 juni 1941 op de Bussumerheide gefusilleerd. En vervolgens gecremeerd in Driehuis-Westerveld. De urn met zijn as werd na de oorlog in Duitsland teruggevonden en kreeg toen een plek op de Eerebegraafplaats in Bloemendaal. Lodo’s broer Gerard zet zijn werk voort, maar wordt zelf op 10 augustus 1942 in het huis van zijn ouders in Baarn gearresteerd, waarbij ook een groot deel van het door zijn broer opgezette netwerk werd opgerold. Hij wordt niet tot de dood veroordeeld, maar verdwijnt in de ‘Nacht und Nebel’ van Natzweiler-Struthof, waar hij op 19 juli 1944 aan uitputting en tuberculose bezwijkt. In het monument waar ik nu voor sta – De marinier – worden zowel Lodo als zijn broer Gerard herdacht. Verder staat Lodo ook vermeld op een Gedenkkruis voor verzetsmensen op de Bussumerheide, waarvan er 3 aan de basis stonden van Vrij Nederland A.A.Bosschart, R.P. s’Jacob en C.v.d.Vegte en één, A.J.L. van Zomeren als communist in het verzet zat. Van Hamel is de vijfde.

img_3891      hamel_lodewijk  220px-kruis_op_de_bussumerheide

Aan het Stationsplein ligt links op nummer 64 Sociëteit de Vereeniging, opgericht in 1865 en waarvan Van Deyssel lid was tussen 1906 en 1908. Het is een besloten gezelligheidsclub voor heren, slechts toegankelijk na ballotage. Naast de toegang tot het sociëteitspand staat het beeld Hommage aan Escher. De op 17 juni 1898 in Leeuwarden geboren graficus Maurits Cornelis Escher kwam met zijn gezin op 20 februari 1941 in Baarn wonen, verhuisde binnen het dorp naar verschillende adressen om uiteindelijk in 1970 onderdak te vinden in het Rosa Spier Huis in Laren. Daar overleed hij op 27 maart 1972. Hij ligt begraven op de Algemene Begraafplaats in Baarn. Op de rotonde in de Amsterdamsestraatweg staat het beeld Concentrische Schillen van Frans de Bok. En in het Baarns Lyceum zijn voorbeelden te zien van toegepast werk van hem, voor wie zijn Baarnse tijd zijn meest productieve was.

img_3893    img_3894                               De Vereeniging                                                           Hommage aan Escher

532px-maurits_cornelis_escher     266px-escher_rotonde_baarn_8                                         Escher                                                      Concentrische Cirkels

In het midden van het plein worden de Joodse slachtoffers van W.O.II en anderen uit Baarn die vielen herdacht. Daar tegenover het karakteristieke treinstation, met recht een rijksmonument. Het werd geopend in 1874. Omdat Paleis Soestdijk op nog geen twee kilometer er vandaan ligt, heeft het een koninklijke wachtkamer. De geschiedenis van het koninklijk gebruik ervan is in de centrale hal rond die wachtkamer met foto’s en tekst te vernemen. Aan de buitenkant naast de ingang daarvan een tableau met beroemdheden die hier ooit gebruik maakten van treinvervoer. Naast de toegangsdeur aan de perronzijde bevindt zich een tegelplateau uit 1946 t.g.v.de elektrificatie van de spoorlijn Amsterdam- Amersfoort. Ik neem de trein naar Amsterdam, een sprinter die ook in Bussum-Zuid halt houdt. Op de fiets peddel ik in tien minuten huiswaarts. Thuisgekomen hoor ik dat een goede vriend ondanks een ongeneeslijke ziekte toch nog onverwachts overleden is. Ik zou hem nog bezoeken de volgende morgen. Nu reis ik morgen af naar Amsterdam voor zijn uitvaart.

img_3898     img_3899-2         Ter gedachtenis Joodse slachtoffers                       algemeen oorlogsmonument

img_3897         img_3907  Met de trein gingen: Couperus, Van Eeden, Van Deyssel, Jacueline van der Waals, Augusta de Wit, Maria Dermout, Herman Gorter, P.C.Boutens, Albert Verwey, Vincent van Gogh, Jan Veth, H.P.Berlage en M.C.Escher. Zij konden het Van Gogh nazeggen: ‘Baarn, wat is het daar mooi’.

img_3900      img_3904   koninklijke wachtkamer

                                                                                      

 

Regen en Achterberg (2)

Het volgende ‘regen-gedicht’ komt uit de bundel Eiland der ziel, uit 1939, dus na het drama van de moord en nadat Achterberg was opgenomen in de Rijksasyls voor Psychopathen in Avereest, waar hij van 1938 tot 1943 verbleef. De titel is typerend voor zijn toestand. Fysiek van de buitenwereld afgesloten, maar vooral psychisch verkerend in de eenzaamheid, als op een eiland. Wat kan hij doen op zo’n eiland? De gestorven en verloren geliefde tot leven wekken, een thema dat dus al vóór de moord significant aanwezig was. Het middel daartoe is het woord en de woorden. Die vormen een brug naar het eiland. En waar het woord is is bij Achterberg Het Woord nooit ver weg. In onderstaand gedicht komt dat ook weer tot uitdrukking.

IN DEN REGEN

Laat dit, omdat ik eenzaam ben,                                                                                                                      een stem verwerven als de regen;                                                                                                                   die heb ik van u meegekregen,                                                                                                                        zover ik van u ben.

Het is hetzelfde als uw leden, –                                                                                                                          kuis en nabij -, waarmee de woorden                                                                                                               sidderen en worden geboren;                                                                                                                             waarin uw liefde heeft gezwegen.

Zo sneeuwt de dood het leven dicht.                                                                                                                Er is geen angst meer en geen naam.                                                                                                               Ik lig weer met mijn ziel tesaam                                                                                                                         in onverstoorbaar evenwicht.

Ik heb u lief, al zijn vergaan                                                                                                                               de verten, die ik met u deelde,                                                                                                                         wat gij mij nimmermeer verheelde                                                                                                                  vangt immer in den regen aan.

Hier zie je wederom dat regen voor Achterberg niet louter een meteorologisch fenomeen is, geen ‘mededeling voor land- en tuinbouw’, maar een mythisch karakter kent, zoals bij Guido Gezelle bijvoorbeeld de bloemen: “mij spreekt de blomme een tale”. In de regen hoort de dichter zijn geliefde; dat is bij hem of hem bij gebleven. Intrigerend is dan ‘zover ik van u ben’. Dat kan zijn ‘voor zover etc’ of duiden op de afstand tussen hem en haar. De tweede strofe is een lastige om te verstaan. De leden – een kuise omschrijving van het  erotisch en seksueel begerenswaardige onder-deel van de geliefde – waren weliswaar nabij maar kuis, ‘onbezoedeld’. Het bleef beperkt bij het oproepen van opwindende taal. Wat die begeerde liefde betreft bleven haar leden ‘gesloten’. Net als haar stem is dat op afstand gebleven. In de derde strofe komt het keerpunt. De regen wordt sneeuw, met zijn witte kleur bij Achterberg symbool voor toedekking c.q. verzoening. Het is hier de dood die dicht sneeuwt. En wel het leven. Dat kan denk ik verstaan worden dat het leven staat voor onrust en de dood voor vrede, zoals op grafstenen staat: R.I.P., rest in peace. Dat blijkt uit het vervolg. De dichter is weer eengewonden met zich zelf. Ondanks dat het allemaal ver weg is – en wellicht hebben ze samen ook vroeger van letterlijk  uitzichten genoten – de liefde blijft  en haar stem wordt  weer bij en in elke regen gehoord.

 

 

 

 

 

 

Regen bij Achterberg (1)

Een harde  noordenwind geselde een ijskoude regen drie wandelaars op de dijk tussen Vesting Naarden en Oud-Naarden. Die drie waren Rob, Gerrit en ondergetekende. We deden een rondje van twaalf kilometer vanuit mijn flat en daarnaar terug. In het Ericabos nog eens zo’n bui, maar milder omdat de bomen beschermden tegen Aeolus. Verder was het een stralende dag, een uitzondering van al ver voor Kerst. De monotonie van grauwe dagen en veel regen. In het werk van Gerrit Achterberg komt regen diverse keren voor. Onder andere in een muurgedicht – één van de 120 in de stad - aan de Rijnkade in Leiden.

Kleine ode aan het water

Zo staat de regen als een naam                                                                                                                         over de bloemen mond en maan                                                                                                                     leggen er groot en rond zich aan,                                                                                                                     liggen er groot en rond om dicht,                                                                                                                      o teug, waaraan ik lig;                                                                                                                                           met mijn gezicht in maan en water                                                                                                                  staan bloemen in mijn ogenwater                                                                                                                       gespiegeld, sta ik spiegelend in                                                                                                                          waterramen en maanbloemen.

Dit gedicht werd voor het eerst gepubliceerd in 1931 in Achterbergs eerste officiële dichtbundel Afvaart. De man uit Neerlangbroek kijkt hier met kinderlijke verwondering naar de schoonheid van weerspiegeling in het water. Van regen komen plassen en vormen zo een venster waarin maanlicht weerspiegelt wordt. Wie zo dichtbij komt dat hij bijna een teug kan nemen ziet nog meer weer spiegelt wat dan ook weer in de ogen van de gebogen weerkaatst wordt, een magisch moment.                                                                                                             

In Afvaart komt nog een gedicht voorzet een prominente rol voor regen. Het is ook als zodanig getiteld.

Regen

De regen deel het donker hart                                                                                                                            zijn wenen mede en beide wenen                                                                                                                   om evenveel, in eenzelfde menen                                                                                                                    van zuivere smart.

Want toen zij in den regen heenging                                                                                                                 was het de regen die haar omhing                                                                                                                   en haar omhulde, een eeuwig ding:                                                                                                                  dit, wat ik weet, weet ook de regen.

En het wordt niet meer tussen ons verzwegen                                                                                             sinds dit uitwisselen ontstond,                                                                                                                         zo zoet, dat het hart een vrede vond,                                                                                                                 uit pijn en wanhoop weggeheven.

Hier geen verwondering, maar verdriet, waarin de tranen van de regen het wenen van de dichter oproept en ze samen één worden. De regen roept de herinnering boven, waarin de geliefde van de dichter heen ging, een eeuwig afscheid. Regen is verdwijning en is zo wening, smart in haar puurste vorm. Het thema van de verloren geliefde of zelfs sterker de gestorven geliefde is bij Achterberg al aanwezig vóórdoe fatale 15 december van het jaar 1937 toen Achterberg zijn hospita, Roel van Es, doodschoot en haar toen 16 jarige dochter Bep verwondde in de commotie die ontstond toen hij op zijn kamer laatst genoemde aanrandde. Toch was er al eerder een ‘akkefietje’. Nadat een verloving werd afgebroken, dreigde Achterberg met een pistool in de hand een eind aan zijn leven te maken. Het gedicht eindigt niet in mineur. Er is voldoende uitgepraat om uiteindelijk het zoetvan de vrede te smaken. De pistool ging uiteindelijk niet over. Verzoening met het bestaan is een steeds terugkerend thema in Achterberg werk mijns inziens. Waarin hij ook teruggrijpt naar de bevindelijke achtergrond van de hervormde orthodoxie, waarin hij geboren en getogen was en ook in gepokt en gemazeld. Het is ook op dat punt waarin Achterberg mij zo aangrijpt, omdat ik zelf dat gevecht om die verzoening goed ken en herken en het verdriet die de bodem van de ziel immer vochtig maakt of zelfs houdt.

 

HET ZGN. OFFER VAN IZAAK

isaac_grt Al weer vele zondagen lezen we in ons Ossendrechts kerkje het boek Genesis, hoofdstuk voor hoofdstuk. Aanstaande zondag is het beroemde, weerstand wekkende verhaal van het zgn. offer van Izaak aan de beurt, Genesis 22. Het eerste vers van het hoofdstuk geeft al aan dat het niet om het offer gaat, maar om een test hoever Abraham wil gaan in zijn toewijding aan de Heer en dat is misschien al ergerniswekkend genoeg. In de joodse traditie wordt gesproken van de binding van Izaak en er zijn rabbijnen die het verhaal juist zien als een protest tegen het kinderoffer, met name van de eerstgeborene bij religies van de oudheid. En dat is zeker ook een impliciete boodschap van het verhaal. In deze rubriek wil ik een aantal voorstellingen van kunstenaars laten zien van het verhaal. Aan te raden is het verhaal proevend te lezen in  bijvoorbeeld de vertaling van de Naardense Bijbel: het is weergaloos goed van taal, structuur en spanningsopbouw. De eerste bovenstaande voorstelling is van Caravaggio (1602: doodsbange I., rechterhand van bode die A’s rechterhand verhinderend pakt en de linker die verwijst naar de ram in de struiken. 

th Plafondschildering Palazzo Patriarchale Udine. Het ingrijpen van ‘boven’ wordt sterk aangezet door een enorme wolk als zetel van de bode en een begeleidende lichtbundel, Izaak ligt er al naakt en verslagen berustend bij, het mes van A. lijkt meer een zwaard, onder de wolk een ram in struiken geklemd.

Rembrandt-Het-offer-van-Abraham-1635 Rembrandt -  Opmerkelijk is hier dat A. Izaak’s gezicht met een volle hand bedekt, waarmee hij niet alleen het hoofd achteroverdrukt , maar ook Izaak niet laat zien wat er gaat gebeuren. En Rembrandts kunst tot dramatiseren en levendig schilderen komt tot uitdrukking in het mes dat uit z’n handen valt. Ook een groot mes, met de schede ervan aan A’s heup.

del-andrea-sarto-opferung-isaaks-08791 Andrea del Sarto. Hier een echte altaar, die ook een doodskist zou kunnen zijn. Weer een groot mes, waarmee  de jonge naakte I. op het punt staat gekeeld te worden. De bode van de Heer is meer een putti: joch redt jongen. Achter I. een ram al slachtbereid.

th-1 Titiaan – olieverfdoek, sacristie  Santa Maria della Salute – Venetië.  Het mes is meer een zwaard. A. wordt van achteren benaderd, wat nog meer het onverwachte van de ‘openbaring van boven’ benadrukt. De bode pakt het lemmet van het zwaard beet lijkt het wel, hij komt aan met een windvlaag, gezien A’s wapperende kledij, waarbij zelfs een been bloot waait. I. is een joch dat op z’n knieën op een houten altaar ligt, z’n jongenskontje vangt licht, wat het schilderij iets pervers geeft. Achter hem de kop van een ram, die toch meer een lam lijkt. Opmerkelijk is links de grote kop van de ezel, die er eigenlijk niet hoort. Die ezel was met twee jongensknechtjes achtergebleven. ‘Blijven jullie hier met de ezel’ , had A. gezegd. Hier past de hilarische anekdote van een predikant die zijn opvolger bevestigde met genoemde woord van A. Maar dan in de Statenvertaling: ‘Blijft gij hier met den ezel’, waarbij duidelijk was wie hij met de ezel bedoelde!

Bach en 1725

In Leipzig brandt al spoedig een machtsstrijd los aangaande Bachs verantwoordelijkheid voor de muziek van en voor de universiteit. Bij zijn aanstelling hoorde ook het verzorgen van de muziek tijdens de diensten in de universiteitskerk en hij was director muziek, maar er was nog een kapitein op het schip, organist Görner. Het stadsbestuur schept geen duidelijkheid en Bach wendt zich tot de beschermheer en opperste baas van de universiteit, de keurvorst van Saksen August I oftewel koning August II (August de Sterke). Tot drie maal toe stuurt hij de vorst een petitie voor de zaak ten zijne gunste is opgelost. In 1725 verzorgt hij met cantate Entfliehet, verschwindet (BWV 249a) een gastoptreden in Weissenfels t.g.v. verjaardag van hertog Christian. In april wordt zijn zoon Christian Gottlieb geboren. Eind maart wordt op Goede Vrijdag in een tweede versie wederom de Johannes Passion opgevoerd. In september geeft hij orgelrecitals in de Sophiakerk te Dresden  en hij treedt wederom met zijn echtgenote t.g.v. van de verjaardagen van het prinselijk echtpaar in Köthen.

Van bovengenoemde cantate 249a is alleen een bewerking van het begin als concert voor 2 hobo’s, fagot strijkers en basso continuo overgebleven

http://www.youtube.com/watch?v=DMTy8-UIQF8

Op 30 april 1725 wordt in Wenen een verdrag gesloten waarin er een alliantie ontstaat tussen het keizerrijk Oostenrijk (Karel VI) en het koninkrijk Spanje (Filips V). Er komt een eind aan hun controverse. Een jaar later sluiten de keurvorsten van Saksen en Beieren en het Keizerrijk Rusland zich bij die alliantie aan. Als reactie sluiten Engeland, Frankrijk en Brandenburg-Pruisen ook een alliantie, maar onder druk van de keizer gaat twee jaar later Pruisen al weer over naar het andere kamp. De onderhandelaar van Spaanse kant was overigens een Groninger: Johan Willem baron Ripperda.  Hij was als diplomaat in dienst van Spanje, nadat hij eerst de ambassadeur was van de Republiek in Spanje. Hij maakt dus een overstap en schopt het zelfs tot minister.

1725 is het geboortejaar van Giacomo Casanova. Op 2 april komt hij ten leven in Venetië, als zoon van een actrice en een violist. Maar misschien was hij wel de zoon van zijn uiteindelijke beschermheer. In Padua studeert hij voor priester, maar vanwege wangedrag wordt hij van het seminarie verwijderd, hij vertrekt naar Rome, waar hij secretaris wordt van een kardinaal. Zijn leven wordt er een van schandalen, hij reist als violist terug naar de lagunenstad en klopt rijke prominenten het geld uit de zak middels occulte trucs. Hij reist heel Europa door, ontmoet de groten der aarde, is vrijmetselaar en rozenkruiser en hij is zo’n groot vrouwenversierder dat zijn eigennaam een soortnaam wordt: een casanova.  Wellicht staat hij ook aan de basis van het libretto van Mozarts opera Don Giovanni. Hij schrijft uitgebreide memoires, wordt puissant rijk met de opzet van een staatsloterij, publiceert boeken over wiskunde en kansberekening. Zijn kennis er van helpt hem aan alle goktafels in Europa. Echter er komt daar uiteindelijk een eind aan en straatarm moet hij in 1785 zijn reizen opgeven en redt de Hertog van Waldstein hem door hem aan te stellen als bibliothecaris van zijn kasteel van Dux in Bohemen, waar de avonturier in 1798 overlijdt.

http://www.youtube.com/watch?v=dK1_vm0FMAU

http://www.youtube.com/watch?v=IZbl6jQuyuM

Op 15 augustus wordt op het eiland Salò in het Gardameer de Italiaanse componist Ferdinando Bertoni geboren, die na studie in Brescia en Bologna een muziekloopbaan begint in Venetië, een tussenstop in Londen maakt, om uiteindelijk weer in Venetië kapelmeester te worden van de San Marco. Hij schreef wel zo’n 70 opera’s, op Orfeo na allen in de vergetelheid geraakt, verder nog zo’n 50 oratoria en 200 andersoortige geestelijke werken.

http://www.youtube.com/watch?v=B-cjWzteLEA

In 1725 overlijden op 8 februari Tsaar Peter I van Rusland op 52 jarige leeftijd en op 24 oktober op 65 jarige leeftijd de componist Alessandro Scarlatti.

http://www.youtube.com/watch?v=X7vsERSW7tw

Zorgvlied 4 – Karel Sijmons

k.l.sijmons266px-Karel-sijmons-1301162148Hij heet volledig Karel Lodewijk Sijmons en is de vader van Babet, de echtgenote van Jan Cremer. In Helmond geboren op 28 december 1908 krijgt hij op twaalfjarige leeftijd een hersenvliesontsteking, waardoor hij compleet doof werd. Hij volgt de ambachtsschool en komt daarna in dienst van Publieke Werken in zijn geboortestad. In 1928 verhuist hij naar Amsterdam, waar hij technisch tekenaar is bij architectenbureau Otto & Logeman en een opleiding volgt aan de de Academie van Bouwkunst.  In 1932 gaat hij met twee collega’s aan de slag als architect. Het drietal haalt een grote opdracht binnen met het ontwerp van atelierwoningen voor beeldend kunstenaars in de hoofdstedelijke Zomerdijkstraat. In 1954 begint hij zijn eigen architectenbureau en krijgt vooral bekendheid als ontwerper van protestantse kerkgebouwen. Waaronder de mij zeer bekende Thomaskerk in Amsterdam, uit 1966. Drie thema’s staan centraal in dit ontwerp: de grote ruite is voor de Dienst van het Woord, waarin de Doop zeer zichtbaar is middels een doopvont, waarin een peuter in verdwijnen kan. Voor de Dienst van de  Tafel is een aparte intieme ruimte om de hoek gecreëerd. De vorm van de kerk verwijst naar de gemeenschap als volk onder weg. De zandstenen vloer verwijst naar de woestijn, waar het volk Israël doortrok en het golvend dak naar de Rode Zee, waar het volk doorheen moest. Achter de grote kerkruimte ligt een spa dieper een intieme stiltekapel, met een eigen ingang. Daarnaast voorziet het gebouw in een eigen theater, uniek voor een kerk in Nederland. Er was ook een aparte ruimte voor de jeugd, waar ooit Karel Eykman heilzaam werk verrichtte. Dat gedeelte is al heel lang verhuurd (of zelfs verkocht?) aan een kinderopvang. Sijmons liet zich inspireren door de kapel Notre Dame du Haut in Ronchamp van Le Corbusier. In een hoek van de grote ontvangsthal en het theater bevindt zich een prachtig glas in loodraam van de Spaanse kunstenaar Antonio Saura: kruisiging van Jezus.  In 1955 ontwierp Sijmons de Adventkerk in Den Haag/Loosduinen, in 1958 een kerk met dezelfde naam in Aerdenhout, in 1958 de Paaskerk in Zaandam. Voor zijn ontwerp van de Adventkerk in Loosduinen ontving hij in 1965 de H.P.Berlageprijs. Hij ontwierp verder o.a. ook Ziekenhuis Leyenburg in Den Haag. Hieronder  van de Haagse AdventkerkAanzicht_vanuit_het_zuidwesten_-_'s-Gravenhage_-_20419357_-_RCE en van de Thomaskerk.

266px-Overzicht_van_de_zuidgevel_-_Amsterdam_-_20419017_-_RCE

Uit het Louvre dl. 2: La Charité

Andrea del Sarto,Andrea d Agnolo di Francesco dit-877774Tussen juni 1518 en oktober 1519 was Andrea del Sarto als kunstschilder actief aan het hof van Francois I, koning van Frankrijk. In die periode schilderde hij La Charité oftewel de Liefdadigheid. Drie babykinderen vinden beschutting, warmte en voeding bij een jonge vrouw, die met haar blauwe ondermantel en rood bovenkleed aan Maria doet denken. Rechts , schuin boven de ontblote tenen staat een brandende pot, symbool van de hartstocht, passie. Onder de linkerknie van het onderste jongetje een granaatappel, in de oudheid symbool van vruchtbaarheidsgodinnen, in het christendom voor Gods zegen en de hemelse liefde. Het rode sap staat voor het bloed van martelaars, de vele pitten voor de in de kerkgemeenschap verenigde mensen. In de baroktijd en daartoe hoort dit schilderij staat de opengebarsten granaatappel voor de caritas, de liefdadigheid. De piramidale opbouw is in een berglandschap geplaatst, met links in de achtergrond voor wat een kerk lijkt een menselijk tafereel , moeilijk thuis te brengen wat het voorstelt. Bomen die niet helemaal gaaf zijn. Ik interpreteer het als volgt: in het menselijk bestaan van worsteling en moeizame beklimming, van onafheid en gebrokenheid mag vorstelijk domineren de liefdadigheid. Daarmee houden we het uit. Mooi dat het ook voor een vorst geschilderd is: alleen hij die de barmhartigheid niet verwaarloost is een waarachtig heerser. Het schilderij is 1.85 bij 1.37. De schilder werd geboren in de buurt van Florence op 26 november 1486 en was een zoon van een kleermaker, in het Italiaans ‘sarto’. Vandaar zijn naam. Hij was een leerling van Piero di Cosimo. Hij overleed in 1531 in Florence. Zijn portret hangt in het Uffizi aldaar.220px-Andredelsartoselfportrait

De Gladiator van Efese

BorgheseScan 1Uit de collectie van Het Louvre: marmeren beeld van 100 voor Chr., begin 17e eeuw opgegraven in de ruïnes van het paleis van keizer Nero in Rome onder leiding van  kardinaal Scipione Borghese, neef van paus Paulus V. Gebeeldhouwd door Agasias van Efese, vandaar de naam van het beeldhouwwerk van nog geen twee meter. Het wordt in brokstukken teruggevonden en het is Nicolas Cordier die het in 1611 restaureert tot wat een gladiator kan zijn of een bokser of iemand die het opneemt tegen een tegenstander te paard. Na tentoonstelling in de Villa Borghese wordt het wereldberoemd en komen vele afgietsels terecht in heel Europa. De vraag naar kopieën is zo groot dat aan het eind van de 18e eeuw de Borghese prins aan de Russische keizerin een kopie weigert om het marmer te beschermen. Begin negentiende eeuw is prins Camille Borghese in dermate geldnood dat hij zijn collectie verkoopt aan zijn zwager Napoleon Bonaparte. Zodoende komt het beeld in het Louvre terecht.