Gedachten bij gedenken

Het verhaal – een op maat toegesneden samenvatting van haar boek Sunny Boy – van Annejet van der Zijl in de Nieuwe kerk gisteravond was indrukwekkend. Er werd prachtig gemusiceerd. Echt ontroerd raakte ik van het gedicht van de 16 jarige Nederlands-Turkse jongen uit Haarlem. Hij droeg het ook zo prachtig voor. Ik hield het eveneens niet droog bij het zien en horen van burgermeester Eberhard van der Laan. Hij is ernstig ziek en dat zag je, zeker nu met de linkerarm in een mitella; zorgzaam werd hij begeleid door wethouder Ollongren. Ik betrapte me ook op gevoelens van ongemakkelijkheid. Waarom wordt na de 2 minuten stilte de eerste krans gelegd namens het verzet? En de tweede namens de joodse slachtoffers? Waarom niet begonnen met laatstgenoemde? Elke oorlog kent helaas slachtoffers, ook aan de kant van gewone burgers. Maar deze oorlog en bezetting  die we met name herdenken was zo specifiek en dramatisch anders omdat mensen gewoon om wie en wat ze waren werden uitgeroeid. Daartegen kwam gelukkig verzet , maar we weten inmiddels al lang dat die veel kleiner was dan ooit gesuggereerd. Onderduikadressen waren er voor joden veel minder dan voor mannen die ontsnappen wilden aan de Arbeitseinsatz, zoals ook mijn vader, die daar overigens nauwelijks over wilde praten. Met het beginnen van een krans namens het verzet wek je toch nog steeds de suggestie of ons land echt verzetsland pur sang was. Of zoek ik spijkers op laag water? Een tweede gedachte van ongemak kwam bij me op steeds als ik de zeer sereen kijkende Maxima zag. Haar gezicht had een plooi die wel ingestudeerd leek. Was dat om een gedachte aan haar vader, vertegenwoordiger van een gewelddadig regime onder controle te houden? Of doe ik nu aan inlegkunde? Natuurlijk, zij is niet verantwoordelijk voor de daden voor haar vader, net zoals je omgekeerd vind ik verzetsdaden van je vader tot jouw trots kunt maken, je kunt  hooguit blij mee zijn dat die aan de goede kant stond, wat een hoop verwarring scheelt. Het brengt me wel op het punt wat we denken op zo’n moment van herdenken. Herdenken slaat op het verleden, de gedachten gaan terug. Tegelijk veronderstelt het ook en het wordt ook openlijk uitgesproken – zeker in de toespraak dit keer van Van der Laan – ‘dit nooit meer’. En dan ben je bij ‘gedenken’. Gedenken is het herdenken actualiseren, is bewustwording van het verschrikkelijke nu en wat er tegen te doen. Zo dacht collega Rikko Voorberg ook. En daarom begon hij een actie om aandacht te vragen van de slachtoffers van de in het Midden-Oosten immer voortwoedende oorlog, die ook ons treft, met name in het op onze deuren kloppen van hen die die oorlog ontvluchten. En wij doen mondjesmaat open, precies zoals ruim zeventig jaar geleden. En Voorberg heeft het geweten. Van onze doden en ons ‘feestje’ daarvoor moet je afblijven. Hij moest het aflasten en reduceren tot een kleine bijeenkomst in een binnentuin. Hij wilde helemaal geen alternatieve herdenking, maar een actualisering er van, een concreet maken in het hier en nu van de mantra: dit nooit meer’! Mij schiet een psalmregel in de oude berijming te binnen: ‘k Zal gedenken hoe voor dezen ons de Heer heeft gunst bewezen’. Wat de Heer ons bevrijdend heeft gedaan je te binnen brengen en daardoor weer toegerust bent Zijn Weg te gaan in het hier en nu. Dat is Bijbels gezien ‘gedenken’. Dat is vrij van vrijblijvendheid. Ontroering over toen leidt tot geroerd zijn door het nu, tot daar beroerd van worden. Dat wilde Voorberg en niemand minder dan rabbijn Lody van de Kamp was het met hem eens. Zijn actie heeft publiciteit gekregen, hopelijk ook met effect op een nieuw te vormen kabinet, zodat we ruimhartiger open staan voor de verdoemden aan onze grenzen. Het lijkt soms of de onverschilligheid tegenover vluchtelingen nu net zo groot is als toen tegenover de joden en hun lot. Tegelijk zijn er gelukkig velen die zich dat lot wel aantrekken, met name in de kerken, maar niet alleen daar. Voorberg neemt het voortouw: dat touw is lang genoeg om achter hem aan ook te grijpen.