Bij de dokter

Ik moest weer eens naar de dokter. Waarvoor doet er niet toe. Iets met een grote teen.De dokterspraktijk in Naarden, waarvan ik patiënt ben – of moet je van ‘cliënt’ spreken? – bestaat volledig uit vrouwen. Niet alleen de assistenten, de praktijkondersteuners, maar ook de twee huisartsen zijn van de voor mij andere kunne. Nu heb ik wel eens gelezen of gehoord (of op de treurbuis gezien) dat er in het basisonderwijs te veel vrouwelijke leerkrachten zijn. Dat ‘te’ houdt een waardeoordeel in en zo is het ook bedoeld. Want voor de jongens zou dat niet goed zijn. Ze zouden te weinig op hun ‘jongens-zijn’ worden aangesproken en te veel feminiene invloeden onder gaan. De hilarische serie De Luizenmoeder is wat dat betreft een goede afspiegeling: voor de klas de juffen Ank en Helma, meester Anton staat niet voor de klas. Sire had een paar jaar terug een spotje waarin gepleit werd om jongens meer jongensdingen te laten doen, zoals ravotten. 

Hoe zit dat in de gezondheidszorg? Is daar ook niet een overschot van vrouwen aan het ontstaan? In elk geval wel voor honderd procent in mijn dokterspraktijk. En heb ik daar als man hinder  of sterker nadeel van? Of vind ik het juist prettig om door een vrouwelijke arts geholpen te worden? Ik overdacht dit alles op de fiets naar de dokter voor die grote teen. En mijn gedachten gingen veertig jaar terug in de tijd, toen ik vanwege de strijd om mijn toen nog vermoede en onderdrukte homoseksualiteit. Bij het IMP, de voorloper van het Riagg had ik een intakegesprek gedaan en de conclusie was dat psyche-analyse voor mij de beste therapie zou zijn. Ik kreeg de vraag voorgelegd of ik een mannelijke of een vrouwelijke psychiater daartoe wenste. Ik koos voor de laatst genoemde. Ik was eigenlijk bang voor mannen, bang om me zelf bloot te geven. Eigenlijk is dat min of meer zo gebleven. Bij onderzoeken geneer ik me meer voor mannen als voor vrouwen. Wellicht omdat mijn libido mannen-gericht is en ik dus bang ben voor ongepaste gevoelens in de behandelkamer. Bij vrouwen heb ik daar geen last van. Bovendien vind ik vrouwen empathischer en meer geneigd naar de mens achter de aandoening te kijken. In elk geval was het bezoek vanochtend meer een uitje dan een ‘tocht der zuchten’. Natuurlijk, het ging maar om een grote teen – ver van het hart  zogezegd – , maar de in warme vriendelijkheid ingebedde deskundigheid, was reden om fluitend weer naar huis te trappen. Ik bedacht me wel ondeugend, dat een mannelijke assistent in de praktijk toch welkom zou zijn.                                                                                     Enfin: wie wil reageren: info@klaasvos.nl