In Memoriam Uri Coronel

Maandagavond krijg ik van een goede vriend een whats-app-bericht: ‘Uri Coronel overleden, ken je die?’  Een vuistslag, een stomp in de maag. Want zeker ken ik die. Heb hem heel goed gekend vanuit de ledenraad van Ajax.  Als mede-lid eerst en daarna als voorzitter van de club en toen nog tevens voorzitter van de Raad van Commissarissen. Onvoorstelbaar dat hij dood is: een man die er goed uitzag, gebrost, strak lijf, die niet rookte en matig dronk en drie keer per week naar de sportschool ging. En uitgerekend in die sportschool wordt hij getroffen door een hartaanval. Slechts twee jaar ouder als ik: 69. Uri was een heer en kon hard zijn, maar altijd integer, recht-door-zee en ook hartelijk en kwetsbaar.  Ik herinner mij een gesprek aan het begin van de voorbereiding van het seizoen met Van Basten als trainer, hij was net voorzitter. Er was een oefenwedstrijd in Apeldoorn en we kwamen elkaar tegen in de bestuurskamer van de amateurclub tegen wie Ajax ging spelen. Sulejmani was net gekocht, voor 16 miljoen. Hij sprak zijn twijfel uit of ze er goed aan hadden gedaan om zoveel geld uit te trekken. Maar ja, Van Basten wilde hem en je gaat niet gelijk een pas aangestelde trainer als pas aangestelde bestuurder dwarsbomen. Uri was een zeer ervaren bestuurder, die het verzekeringskantoor van zijn vader samen met zijn broer uitbouwde tot een zeer succesvolle onderneming. Maar een voetbalclub besturen, zeker Ajax, is andere koek. Daarom wilde hij geen voorzitter worden eigenlijk. Hij was voorzitter geweest van een commissie naar de gang van zaken bij Ajax, leidend tot het rapport-Coronel, wat Maarten Fontein de kop kostte. Dat ontslag was terecht. Uiteindelijk moest ook het bestuur opstappen onder leiding van de door mij ook zeer gewaardeerde John Jaakke. Door de media, m.n. de Telegraaf is altijd beweerd, dat Coronel met zijn rapport de weg vrijmaakte voor zich zelf. Maar dat is pertinent onjuist – de Telegraaf blijkt keer op keer een krant van onruststokers, leugenverspreiders, vertegenwoordiger van partijbelangen (zie ook Cruijff-revolutie) – , Leo van Wijk was beoogd voorzitter, maar die wilde niet. De druk op Coronel werd toen groot om het dan zelf te doen: een beter alternatief was er niet en natuurlijk gevoed door een zekere ijdelheid bezweek hij onder die druk. Van nabij maakte ik mee hoe goed hij het deed: wijs, open waar mogelijk, het belang van Ajax in het vizier. Van de Boog werd aangesteld als opvolger van Fontein en ook die beviel me zeer: man uit het zakenleven en ‘product’ van de eigen jeugdopleiding en kandidaat eerste-elftalspeler. Maar toen ging dus de stormwind van de revolutie opsteken en Coronel kreeg het zwaar, werd persoonlijk bedreigd, werd vanuit de zgn. huiskrant van Ajax, Cruijffblad De T. in de verdachtenbank gezet, gekrenkt. Een opstappen was onvermijdelijk. Weggetreiterd. Het knappe was dat Coronel zich niet liet leiden door rancune, zeker niet in het openbaar. Zijn liefde voor de club, als kind al gekregen, was sterker. Hij schreef een boek: over zijn joodse achtergrond, de dodelijke kaalslag in zijn familie tijdens de oorlog, de opbouw van bedrijf en gezinsleven, het zoeken naar zijn joodse wortels en het vinden van een nieuwe, eigen plek in de joodse gemeenschap. Een boek, geschreven zonder pathetiek, tierelantijnen en overdreven franjes, precies zoals hij zelf was. Het boek was hem ten voeten uit. Uri was ook een humoristische man. Hilarisch waren zijn optredens met (jiddische) moppen tijdens de jaarlijkse avond van de Bordjesclub. Lid van de Bordjesclub word je als je 25 jaar lid bent van de club en een bordje ontvangt. Als gast heb ik een avond mogen meemaken en we lagen dubbel van het lachen. Maatschappelijk was hij buiten z’n grote liefde Ajax ook heel actief en zijn grote hobby was de schilderkunst van de 17e eeuw. Op bescheiden schaal, zoals hij het zelf noemde, kocht hij werken uit die periode. Bij Ajax kwam hij immer, maar ik zag hem niet veel, omdat hij op ereplaatsen zat (terecht) en na afloop direct vertrok. Nakletsen, dat kon hij kennelijk toch niet meer. Dus heel soms kwam ik hem tegen, terwijl hij wegging en ik het ledenrestaurant opzocht. maar dan was er altijd een korte, maar mooie ontmoeting van belangstelling en warme aandacht. Verdrietig dat dit mooie mens zo plotseling zo jong als een boom omviel.