Roeping

Afgelopen woensdag was de scriba van de landelijke PKN, Arjan Plaisier, bij ons in de kerk. Aanleiding was de nota van zijn hand, waarin redelijk drastische structuurveranderingen worden voorgesteld die beter beantwoorden aan de situatie van de gekrompen en nog krimpende kerk. Voor een aandachtig gehoor interviewde ik hem daarover.  Meermalen viel in dit gesprek het woord ‘roeping’. De kerk is een gevolg van ‘roeping’. Kerk komt van het Griekse ecclesia, wat geroepen, meer nog ‘uitgeroepen gemeenschap’ betekent. Uitgeroepen uit de wereld en het dagelijkse doen en laten tot een horen van en antwoord op een Stem die het verschil maakt, op een Woord dat een andere werkelijkheid vertegenwoordigt, dwars tegen onze in, een werkelijkheid van om met Domela Nieuwenhuis te spreken ‘brood voor iedereen en recht voor allen’. De werkelijkheid van ‘deze wereld anders’. Dat antwoord op dat Woord is niet alleen een zaak van liturgie en ritueel, maar ook van levensstijl en mentaliteit. Een levensstijl en mentaliteit van ‘ver-antwoord- elijkheid’. Geroepen zijn en roeping tot ‘verantwoord’ leven is een bevrijding uit egoïsme en eigengerichtheid tot een leven voor en met de medemens en zorg voor de kleine en grote wereld om je heen, waarin je leeft. Dat strekt zich dan ook uit tot alles wat je doet, ook tot in je beroep. Beroep en roeping kennen dezelfde kern ‘roep’. Er wordt een beroep op je gedaan, je wordt geroepen tot een taak, functie. Dat houdt verantwoordelijkheid en verantwoording in, kent de ernst van inzet van al je kunnen en kennen. Daar kun je je niet met een Jantje van Leiden van af maken, dat vraagt om toewijding en afkeer van ‘na-mij-de-zondvloed-mentaliteit’. De kerk is uitgeroepen gemeenschap. Met nadruk ook op gemeenschap: je doet samen, met en voor elkaar. Wat niet betekent dat je zelf verdwijnt. Het wordt pas samen als een ieder persoonlijk tot zijn/haar recht komt. Anders verwordt gemeenschap tot willoze, amorfe massa. Het Woord roept, dicteert niet. Dictaten leiden tot dictatuur. Ik denk dat dit kerkelijk leefmodel van nut is voor een samenleving als geheel. Ik zie ook dat vanuit andere tradities zo gedacht wordt en dat ook niet-kerkmensen er zo over denken en zo in het leven staan. Maar ik zie ook een toename van een leven zonder ‘roeping’.  Elke dag lees je in de krant of hoor je op het nieuws van sjoemelen, van corruptie, fraude, van gerichtheid op eigen belang en (geldelijk) gewin. Van gedrevenheid uit hebzucht en ‘ikke, ikke en de rest kan stikke’, ook wel Dikke Ik-gedrag genoemd. De mens, gevangen in de kooi van eigen belang en een obese ik. Je ziet het ook in de houding van velen ten opzichte van de vluchtelingen. Het gaat helemaal uit van het eigen belang, van het dikke ik en dus wordt die ander niet gezien als een medemens met dezelfde verlangens, angsten en wanhoop die we zelf kunnen hebben, maar als bedreiging, als lager op de ladder van de eigen soort. Niet dat het gemakkelijk is om het vluchtelingenprobleem te tackelen en dat je er vragen en zorgen bij kunt hebben, maar het gaat om de grondhouding.  Het Woord dat mij , de kerk, roept tot antwoord is is helder: de vreemdeling is aan jou gelijk en voor hem/haar geldt dus gastvrijheid op basis van gelijkheid.  Ook dat is roeping.  Enfin, ik denk dat de crisis van onze tijd – op welk vlak dan ook – een morele crisis is: een gebrek aan roepingsbesef en dus bevrijd uit de kooi van eigen belang en egoïsme. Dat gebrek leidt tot onverschilligheid, verzuim, gebrek aan focus, verantwoordelijkheid en nog erger. Onze samenleving is geseculariseerd. De kerk heeft voor velen afgedaan. Vaak ook voorstelbaar, want de kerk verstaat haar roeping ook vaak slecht en is bevolkt met mensen die van nature geneigd zijn tot het kwaad van eigengerichtheid en onbekwaam tot naaste-gerichtheid. Die natuur is hardnekkig, omdat het natuur is, de natuur van survival of the fittest en recht van de sterkste. Daarom is een Tegengeluid nodig. Daar is de kerk ten principale een geschikte plek voor, maar het kan ook elders gevonden worden.  Ik zal niet durven beweren dat er buiten de kerk geen ‘zaligheid’ is, maar mijn indruk is dat velen als moreel kader niet meer hebben dan zich zelf en dat is een wankele basis. Zeker in collectief verband. Dat heeft Luijendijk in zijn boek naar mijn idee overtuigend duidelijk gemaakt. De bankwereld als collectief gemaakt systeem van eigen belang en daar conformeer je je gemakkelijk aan, want wie durft dwarsligger te zijn? Individueel , in niet- commerciele settings zie je gelukkig nog velen een fatsoenlijke moraal hooghouden, al dan niet mede gestimuleerd door sociale controle van familie, dorp, vereniging en door opvoeding gevormd. Toch zie je op dat vlak veranderingen, verharding, dikke ik-mentaliteit en gedrag (wat kan mij het schelen!) Het is niet voor niets dat de meeste morele ongelukken zich voordoen binnen settings van commercie en macht. Dan blijkt roeping tot dienst aan elkaar en verantwoord leven als sneeuw verdwijnen of slechts wat nazoeken onderin het geweten. Er is wel een moreel kader grosso modo, nl. die van het kapitalisme, die veel vormen kent overigens en het kader van de door velen gekoesterde vrije markt, wat helaas misschien een mooi streven is, maar niet verder komt dan utopie en dus in de praktijk verzandt in weinigen die aan het langste eind trekken en velen aan het kortste. De Quote 500 is net weer uit. het zijn er niet voor niets ‘slechts’ 500. Daaronder wordt gedrongen om die top te bereiken, goedschiks of kwaadschiks. de vrije markt ontaardt in een plein, waarin men elkaar verdringt en waarop velen vertrapt worden in een ratrace naar macht, poen en aanzien.                                             Enfin, dit allemaal naar aanleiding van een avond met de scriba van een slinkende kerk.