Vorstenhuizen 6

Een regeringsvorm gebaseerd op erfopvolging heeft behoefte aan legitimatie daarvan. De vooraanstaande antropoloog sir James George Frazer heeft aangetoond dat vanouds over heel de wereld het koningsschap gezien werd als een heerschappij van goddelijke oorsprong. Deze voorstelling is zo oud als de mensheid zelf. De vroege Germaanse vorsten waren er van overtuigd zelf van goden af te stammen. Die goddelijke status van vorsten gaf ze ook de rol van middelaar tussen god en mens. De vorst was altijd tegelijk een magiër, een priester. Zo’n bevoorrechte positie is of lijkt benijdenswaardig, maar is tegelijk zeer precair. Het volk verwacht dat de vorst garant staat voor zon en regen op de goede tijden in verband met een goede oogst; voor gezondheid zorg draagt. Zo niet, dan kan dat voor hem onaangename gevolgen hebben. Het koningsschap is zodoende wellicht vaker een last dan een lust. De vorst leeft in een gouden kooi en in een rituele dwangbuis. De Japanse Mikado’s hadden daar al vroeg wat op gevonden door de last van het keizerschap op de hals te leggen van hun nog onmondige kinderen en de uitvoering van de macht in de handen te leggen van de shogun. In West-Afrika is het nog steeds zo, schrijft Alexander von Schönburg, wiens boek we nog immer volgen, dat als een koning sterft een familieberaad wordt gehouden voor het aanwijzen van de opvolger. Die gekozen wordt wordt vervolgens vast gepakt, geboeid en in een hut geworpen, waar hij gevangen gehouden wordt totdat hij instemt met zijn verkiezing. Van prins William is bekend dat hij een behoorlijke aversie had en wellicht nog heeft tegen zijn voorbestemming. Het schijnt dat hij eens in familiekring die aversie kenbaar maakte en dat zijn jongere broer Harry toen gezegd heeft: ‘If you won’t do it, I will’.  Von Schönburg refereert vervolgens dan aan een uitspraak van Erasmus over het koningschap: ‘wie zich zelf geschikt acht daarvoor, is juist het minst geschikt’. Dat brengt mij op een interview die ik met VPRO-collega Ger Jochems jaren geleden had met kardinaal Daneels in het aartsbisschoppelijk paleis te Mechelen. In die tijd was Johannes Paulus II dermate ernstig ziek, dat het kwestie van tijd was dat gezocht moest worden naar een opvolger. De speculaties in de media daarover waren al vol aan de gang. Eén van de gedoodverfde kandidaten was de beminnelijke Daneels. Hij was zogezegd ‘papibele’. Nu luidt het gezegde ‘wie als paus het conclaaf binnen gaat, komt er als kardinaal weer uit’. Wij vroegen Daneels wat die geruchten met hem deden, hoe hij er mee omging. Hij sprak toen de onsterfelijke woorden: ‘wie paus wil worden is of te seniel of te jong en ambitieus om te beseffen wat het inhoudt; de lieve Heer zelf zou niet eens het willen zijn’. Het priesterlijke koningschap van de Germaanse volken is door de komst van het christendom een zware slag toegebracht, zo schrijft Van Schönburg. Een heidense dwaalleer, die ooit helemaal verdwenen is, maar vooral in het volksbewustzijn zijn rol bleef spelen. Denk ten onzent aan het nog immer bij velen levende drievoudig snoer God, Nederland en Oranje. De hele Bijbel kun je lezen als verzetsliteratuur tegen een goddelijk gesanctioneerde ongebreidelde macht.  De machtsvraag speelt vanaf het begin: wie heeft het voor het zeggen en wat heeft hij te zeggen, met het oog waarop en op wie. Denk alleen al aan de Jozefgeschiedenis en aan de strijd met Farao. De God wiens Naam inhoudt er te zijn voor zijn volk, voor mensen, is de ware Koning. ‘School voor koningen’ heet terecht het boek van F.O. van Gennep over de Samuël-boeken. Het volk wil zijn als de andere volkeren en willen een echte koning van eigen vlees en bloed, hebben niet maar genoeg aan de Naam als hun koning. Die koning krijgen ze, maar de eerste de beste, Saul, blijkt niet te voldoen aan hoe de Ene het koningschap ingevuld wil zien. Dan volgt David, de minst geschikte. Jezus, als ultieme zoon van David, beantwoordt ook niet aan ons natuurlijk beeld van een koning. Een schertsfiguur eigenlijk, met een kribbe als wieg, een executiepaal als troon en daartussen een zwervend bestaan zonder vast woonadres, laat staan een Huis ten Bosch, Buckingham Palace, een Vaticaan.