13 mei Henk van Randwijk

RANDWIJKHij ligt begraven op het kleine kerkhof achter de kerk in Ilpendam, een dorp onder de rook van Purmerend. Daar had hij zich met z’n vrouw in 1962 met z’n vrouw gevestigd in een zelf gebouwd huis. Op 13 mei 1966 overlijdt hij na een zware galblaasoperatie. Zijn wieg stond in Gorcum, waar hij op 9 november 1911 ter wereld komt en de namen Hendrik Mattheus krijgt. Zijn vader is tuinder, zijn moeder dienstmeisje, hij zelf huwt in 1935 een onderwijzeres, Arentje Margrieta Henstra. Zelf wordt hij ook onderwijzer, van 1928 tot 1937 in Werkendam, waar hij geconfronteerd wordt met de slechte arbeidsomstandigheden van de Werkendamse rietwerkers. Van gereformeerde oorsprong zoekt hij juist vanuit z’n kritische houding aansluiting bij de kleine links-progressieve Christelijke Democratische Unie. Zijn ervaringen en sociale kritiek  verwerkt hij ook in twee romans: Burgers in nood (1936) en Een zoon begraaft zijn vader uit 1938. Gedichten van zijn hand vinden hun weg in het tijdschrift voor joinge protestantse dichters en schrijvers Opwaartsche Wegen. In 1937 verhuist het immer kinderloos gebleven paar naar Amsterdam, waar hij hoofd wordt van een christelijke lagere school in de Jordaan. Hij wist deze armoeschool middels de Daltionmethode tot een modelschool te maken.

Na de Duitse inval raakt Van Randwijk al snel betrokken bij het verzet. Hij raakt betrokken bij de illegale uitgave van het Nieuw Geuzenliedboek, een bundel verzetsgedichten en onder de schuilnaam Sjoerd van Vliet neemt hij de leiding over van de inmiddels verschenen verzetskrant Vrij Nederland. Zijn onderwijsbaan moet hij noodgedwongen daardoor opgeven. Tot twee keer toe wordt hij gearresteerd, maar even zovele keren komt hij vrij. Z’n vrouw en hij moeten besluiten tot een leven in onderduik.

verder uit Biografisch Woordenboek van Nederland:

‘ Het weerhield Van Randwijk er niet van zijn verzetswerk fors uit te breiden. Zo was hij in de zomer van 1942 nauw betrokken bij het tot stand brengen van een vaste postverbinding tussen het Verzet in bezet Nederland en de Nederlandse autoriteiten in Londen via de in Genève woonachtige secretaris-generaal van de Wereldraad van Kerken in oprichting, W.A. Visser ‘t Hooft: de zogeheten Zwitsersche Weg. In de latere samenwerkingsorganen van de belangrijkste verzetsgroepen behoorde Van Randwijk met de Vrij Nederland -medewerkers – evenals grote illegale bladen als Het Parool en De Waarheid - tot de zogeheten linkervleugel. Binnen die vleugel deelde Van Randwijk de overtuiging dat na de bevrijding aan het georganiseerde (dan: voormalige) Verzet blijvend een leidende politieke rol zou moeten toekomen en dat de vernieuwing van Nederland in socialistische richting diende te gaan. Tot teleurstelling van hem en anderen bleef dit in het landelijke overleg echter een minderheidsstandpunt.

Conflicten binnen het verzetswerk konden niet steeds worden vermeden. Voor een deel lag dat aan Van Randwijks persoonlijke optreden: bewonderd en geëerd door velen, ergerde hij anderen. Hij was doortastend en moedig, maar miste vaak tact en kon bazig zijn. In levenswijze was hij bovendien heel wat losser geworden dan vroeger. Zo zocht hij een uitlaat voor de vele spanningen in feest en drank en sloot zijn ogen bepaald niet voor vrouwelijk schoon, al bleef zijn echtgenote hem ter zijde staan.

Er waren echter ook principiëlere kwesties die moeilijkheden veroorzaakten. Ernstig was de onenigheid binnen deVrij Nederland -groep over de levensbeschouwelijke en politieke koers die Van Randwijk steeds duidelijker voor het blad koos. Zijn artikelen werden minder christelijk van toon en allure, openlijker ook socialistisch-gezind en soms vergaand tegemoetkomend ten aanzien van het communisme en de Sovjetunie. Begin 1943 leidde dit zelfs tot een breuk, toen een van zijn gewaardeerde medewerksters, de juriste Gezina H.J. van der Molen, met vele anderenVrij Nederland verliet om het antirevolutionaire verzetsblad Trouw op te richten, dat spoedig tot de belangrijkste illegale uitgaven ging behoren.

Bij de bevrijding van Nederland stond Van Randwijk even in het zenit van de roem. Op 9 mei 1945 was hij het die namens het Verzet bij het bevrijdingsfeest op de Dam in Amsterdam het verzamelde publiek toesprak, en het regende voor hem aanbiedingen zitting te nemen in nieuwe commissies en besturen; zelfs werd hij nog, als een van de adviseurs uit het Verzet, door W. Schermerhorn betrokken bij diens kabinetsformatie in mei/juni 1945. Vóór alles wierp hij zich echter op de, reeds in bezettingstijd voorbereide, voortzetting van Vrij Nederland als een legaal en groots opgezet weekblad. Aanvankelijk was Van Randwijk van dit alles het bruisend middelpunt. Bruisend inderdaad, want hij bleef de ‘Lebemann’ met ‘Wein, Weib und Gesang’, die zich weinig wilde of kon bekommeren om financiële en administratieve problemen. Het leek zijn weekblad ook voor de wind te gaan, want de abonnees stroomden toe. Waarschijnlijk dacht hij dat alles goed op de rails was gezet, toen hij van begin 1946 af, voor zaken en reportage vaak, langdurige en soms verre reizen buitenslands ging ondernemen.

Een eerste bezoek begin 1947 aan Nederlands-Indië had ook politieke bedoelingen. Reeds in bezettingstijd had Van Randwijk een snelle onafhankelijkheid van de kolonie bepleit, en nu wilde hij ten gunste daarvan persoonlijk bemiddelen tussen de teruggekeerde Nederlandse autoriteiten en de nationalistische opstandelingen. Maar al hield hij er vriendschappen met Indonesische politici aan over, veel kon hij, zo min of meer op eigen houtje, toch niet bereiken. In de kringen van de partij waarmee hij zich het meest verwant voelde, de Partij van de Arbeid (PVDA), ontmoette hij bij terugkeer weinig waardering, en het ging tussen hem en de PVDA geheel mis toen hij daarna nog in 1947 en in 1948 de twee tegen de Republiek ontketende politiële acties in zijn blad fel veroordeelde. Trouwens, ook de in diezelfde jaren uitbrekende Koude Oorlog bezorgde hem, die de Sovjetunie de eer van een afwachtende bewondering bleef gunnen, de tegenwind van een verhevigd anticommunistische publieke opinie.

Van de bevrijdingseuforie kon bij Vrij Nederland weinig overblijven: vooral de snelle teruggang van het aantal abonnees was alarmerend. Vele vaste medewerkers, toch al geërgerd over Van Randwijks autoritaire optreden en administratief-financiële desinteresse, zeiden bovendien het blad vaarwel. Toen Vrij Nederland zich in 1950 op de rand van een faillissement bevond, bleek ten slotte de Arbeiderspers bereid de uitgave van het weekblad over te nemen. Van Randwijk, bij de PVDA persona non grata geworden, moest zijn hoofdredacteurschap opgeven om ten slotte, in 1952, alle verdere medewerking te beëindigen.

Ondertussen had Van Randwijk in 1950 een nieuw project aangevat: een uitgeversmaatschappij, De Brug-Djambatan geheten. Voor hem als directeur was deze naam een program. Aangemoedigd door zijn vertrouwen in de dekolonisatie en zijn goede betrekkingen met Indonesiërs wilde hij – de onderwijzer herleefde in hem – leer- en studieboeken uitgeven voor school en universiteit in de nieuwe Zuidoostaziatische staten en daarmee een culturele ‘brug’ slaan tussen Nederland en het verjongde werelddeel. Een zorgvuldig voorbereide Aziëcentrische schoolatlas werd daar door ruime verkoop een groot succes. Maar mede door de slechte Nederlands-Indonesische betrekkingen, die in 1957 zelfs tijdelijk geheel werden verbroken, was er voor Van Randwijk op den duur niet meer weggelegd dan het directeurschap van een drastisch ingekrompen en kwijnend uitgeversbedrijf.

De roerige jaren zestig deden Van Randwijk opnieuw opveren. Bij hem althans was een jeugdig doende aanpassing aan de radicaal-progressieve stemming niet nodig. In 1959 vroeg een naar inhoud en toon veranderend Vrij Nederland hem als vaste medewerker terug te keren, en zijn beschouwingen kregen in het weekblad opnieuw een plaats. Grote bekendheid verwierf Van Randwijk door zijn optreden als forumlid in het VARA-televisieprogramma Welbeschouwd . Dit panel verscheen van 1959 tot in 1962 regelmatig op de buis om antwoord te geven op vragen van kijkers over actuele kwesties van maatschappelijke en morele aard. Van Randwijk was daarbij de dominerende figuur. Zijn stevige, enigszins gezet geworden postuur en een doorgroefd gelaat imponeerden, en hij bleek met zijn openhartig uitgesproken meningen – óók over de PVDA – een goed gevoel voor ‘show’ te hebben. Aan het einde van 1960 verzocht het Algemeen Handelsblad hem zijn verzetsherinneringen in feuilletonvorm te publiceren. De los van elkaar staande bijdragen die hij tot in 1965 onder het pseudoniem Sjoerd van Vliet schreef, waren zo’n succes dat zij postuum in een bundel werden herdrukt. Dit boek uit 1967, In de schaduw van gisteren. Kroniek van het verzet 1940-1945 getiteld, heeft door de levendig-anekdotische schrijfstijl ervan zijn historische waarde behouden’.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

You may use these HTML tags and attributes: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>