Zorgvlied 18 – Gré Brouwenstijn

gre van swol220px-Gre_Brouwenstijn_(1968)  Wereldberoemd was ze en terecht. Een pracht zangeres, gehuwd met de beroemde televisiedokter en oud-tennisser Hans van Swol. Het was niet haar eerste huwelijk. Van 1948 tot 1953 was ze gehuwd met de tenor Jan van Mantgem. Uit dit huwelijk  had ze een zoon, Jean Paul van Mantgem, die bekend werd als arts-cardioloog van het RABO-wielerteam en in opsraak is geraakt vanwege z’n vermeende rol bij de dopingpraktijken in de ploeg.  Ze werd als Gerarda Demphina geboren op 26 augustus 1915 in Den Helder, waar ze al jong lid werd van een zangkoor. Op haar zestiende kon ze met hulp van haar leraar Duits naar het Amsterdamse Muzieklyceum. Ze werkt als dienstmeisje om in haar onderhoud te voorzien. Na het lyceum gaat ze naar het conservatorium, waar ze in de operaklas van Johannes den Hertog terecht komt.  In 1939 maakte ze haar debuut bij de Nederlandse Operastichting met een rol in Mozarts Zauberflöte.   Een jaar later zingt ze de rol van Giuletta in Hoffmanns Vertellingen. Tijdens de oorlog kiest ze helaas voor de weg van de minste weerstand en treedt op voor het Duitse leger tijdens zgn. ‘Weermachtsconcerten’ en zingt in het Omroepkoor.  In het omroeparchief Beeld en Geluid bevindt zich een foto van haar in gesprek met Seyss-Inquart, waarschijnlijk na een uitvoering van de Wesendonck Lieder van Richard Wagner. In een TV-interview na de oorlog rept ze over ‘ moeilijke jaren’ , waarin zij zegt de omroepkoren te hebben ‘gevormd’.  

In 1946 zingt ze voor het eerst een titelrol: Tosca in de gelijknamige opera van Puccini. Haar eerste echtgenoot treedt op als Cavaradossi. In 1949 zingt ze voor het eerst de rol van Leonore in Beethovens Fidelio. Het wordt een lievelingsrol, omdat het om een vrouw gaat die zich kan opofferen om haar man te redden. Wat ze zelf ook zou doen, zo zegt ze in een interview met het Algemeen Dagblad van 18 dec. 1999.

Tussen 1951 en 1954 breekt ze internationaal door met de vertolking van de titelrol van Verdi’s Aïda. Ze glorieert als Desdemona in Verdi’s Otello en in 1954 debuteert ze in Bayreuth, het begin van een grote Wagner-carrière. In de jaren vijftig en zestig werkt met grote dirigenten als Von Karajan, Giulini, Klemperer, Böhm, Furtwängler, Thomas Beecham en treedt over heel de wereld op. Behalve in New York. De intendant van Metropolitan Opera biedt haar geen rollen van Verdi of Puccini aan, die ze daar juist graag zou willen zingen in plaats van te debuteren met een Wagnerrol. In 1957 verbreken de kleinzoons Wagner de band met haar omdat ze een uitnodiging afslaat. Intussen roept Time haar uit tot een van de beste sopranen ter wereld. Een absoluut hoogtepunt is Visconti’s productie van Verdi’s Don Carlos in Covent Garden, waarin Brouwenstijn de rol van Elisabeth zingt met grootheden als Boris Christoff, Tito Gobbi  en Jon Vickers als collega’s. 

 

In 1971 komt er een eind aan haar carrière . Nog eenmaal zingt ze haar glansrol Leonore, samen met het Concertgebouworkest onder leiding van Bernard Haitink. De andere rollen worden eveneens door Nederlandse zangers met internationale reputatie bezet. Anton de Ridder zingt de rol van Florestan, Arnold van Mill die van Rocco.

In 1995 organiseert het Concertgebouw ter ere van haar tachtigste verjaardag een gala-avond. Er klinken veel van haar lievelingsaria’s. Tijdens de toegift ‘Brüderlein uni Schwesterlein’ uit Die Fledermaus klinkt nog eenmaal haar stem, volgens het Algemeen Dagblad ‘ met overdonderend volume’ en ‘ nog steeds die hoge noten’. 

Ze overlijdt op 14 december 1999 in Amsterdam.