Bach en 1722

Liefde en muziek, liefde voor muziek was het cement van het huwelijk van de vijftien jaar oudere Sebastian en Anna Magdalena. Een mooi getuigenis daarvan is het album dat in 1922 aangelegd werd: Clavier-Büchlein vor Anna Magdalena Bachin, Anno 1722.  Een album met composities die Bach aan zijn geliefde voorspeelde en door de meesten door Bach zelf aan papier toevertrouwd. Alleen de titelpagina en een paar titels vertonen het handschrift van zijn muzikale echtgenote. Helaas zijn van het album slechts zesentwintig van de ruim zeventig bladzijden bewaard gebleven. In het album o.a. vijf van de zes Franse Suites (BWV 812-816), de koraalprelude Jesu, meine Zuversicht ( BWV 728) en de onvoltooide Fantasia pro Organo in C (BWV 573).  

Ook in 1722 heeft Bach de dood van een broer te betreuren. Op 16 april overleed op veertig jarige leeftijd Johann Jakob, musicus aan het koninklijk hof in Stockholm.

In Leipzig overlijdt op 5 juni van dit jaar de cantor van de Thomaskirche Johann Kuhnau. Bach besluit een gooi te doen naar de vrijgekomen post. Hij mag dan een goede verstandhouding hebben met zijn vorst en ooit de intentie te hebben uitgesproken de rest van zijn leven in Köthen te blijven, maar Bach ziet z’n muzikale toekomst steeds somberder in. Bezuinigingen voorspellen weinig goeds; er komt geen opvolger voor de ontslagen violist Martin Friedrich Marcus, binnen de prinselijke familie laaien oude vetes op en ze worden speelbal van de controverse tussen de calvinistische meerderheid en de luthers minderheid.  Nu was als opvolger van Kuhnau door het stadsbestuur Georg Philipp Telemann benoemd. Maar na drie maanden wikken en wegen ziet deze toch van het aanbod af en blijft werkzaam in Hamburg. Het is goed denkbaar dat hij op de terugweg van Leipzig naar de Noord-Duitse stad zijn vriend Bach heeft bezocht (en zijn achtjarige petekind Carl Philipp Emanuel) En zodoende geraakt Bach op de hoogte van de situatie in Leipzig. In elk geval vóór 21 december gaat zijn sollicitatiebrief de deur uit. Op die dag wordt Bachs naam in de raadscommissie met die van Graupner, kapelmeester van Hessen-Darmstadt gevoegd bij de lijst van zeven eerder genoemde kandidaten: Johann Friedrich Fasch, kapelmeester van Anhalt-Zerbst, Georg Lembke, cantor te Laucha, Christian Friedrich Rolle, cantor in Magdeburg, Georg Balthasar Schott, organist van de Neue Kirche in Leipzig, Johann Martin Steindorff, cantor in Zwickau, Andreas Christoph Duve, cantor in Braunschweig en Georg Friedrich Kaufmann, organist in Merseburg. Na de eerste ronde blijven Fasch, Rolle, Kaufmann, Schott, Graupner en Bach over. Na de tweede ronde zijn dat alleen nog Graupner en Bach, van wie de eerste de voorkeur geniet. 

http://www.youtube.com/watch?v=VIKhquxcr-Y

Exact 201 jaar voordat mijn moeder geboren wordt, ontdekt Jacob Roggeveen Paaseiland. Op paaszondag 5 april doet hij met drie schepen het eiland aan, vandaar de naam.

266px-Moai_Rano_raraku  Op het eiland, bijna net zo groot als Texel, wonen nog geen 6000 mensen, met Hanga Roa als hoofdstad. Het dichtbijgelegen bewoonde eiland, Pitcaim, ligt ruimt 2000 kilometer er vandaan, zo geïsoleerd ligt het eiland met z’n honderden Moai, de beelden, waarvan er hier boven een aantal staan gefotografeerd. De naam Moai is afgeleid van de inheemse naam Mata ki te rani, wat betekent: ‘Ogen die naar de hemel kijken’. De beelden kennen oogkassen, schuin naar de hemel gericht. Later in de achttiende eeuw zal kapitein Cooke het eiland aandoen; de eeuw erop halen Peruaanse slavenhandelaren de helft van de bevolking weg en komen Rooms-Katholieke missionarissen aan land. In 1880 annexeert Chili het eiland; Thor Heyerdaal gaat in de vijftiger jaren van de vorige eeuw op expeditie naar het eiland en in 1996 komt het eiland op de werelderfgoedlijst van de Unesco.

220px-Nicolaus_Ludwig_Zinzendorf220px-Graf_Nikolaus_Ludwig_von_Zinzendorf_Denkmal_Herrnhut  1722 is het stichtingsjaar van de de kolonie Herrnhut, waaruit de Moravische Broederschap ontstaat, in Nederland beter bekend als de Evangelische Broedergemeente. De oprichter is de hierboven afgebeelde Duitse theoloog Nikolai Ludwig Graf van Zinzendorf und von Pottendorf, die op 26 mei 1700 in Dresden geboren wordt. Hij stamt uit een piëtistisch milieu, studeert rechten in Wittenberg, en wil diplomaat worden.  Hij  wordt op rondreis gestuurd door delen van Duitsland, Frankrijk en Nederland. Een huwelijk met zijn nicht Theodora wordt door zijn moeder afgewezen (zijn vader was zes weken na zijn geboorte gestorven). Hij ziet er een aanwijzing in om zich te wijden aan de zaak van God. Aanbiedingen voor aantrekkelijke banen legt hij naast zich neer. Hij huwt een barones en wil op zijn landgoed het gedachtegoed van de piëtist Spener uitdragen. Hij belegt samenkomst, drukt boeken, correspondeert. In 1722 klopt een groep volgelingen van Johannes Hus die verdreven was uit Moravië en Bohemen bij hem aan voor asiel. Zij bouwen op een deel van zijn landgoed de stad Herrnhut, waar ook anderen later asiel vinden. Von Zinzendorf sluit zich bij de groep aan met zijn gezin en zet zich voor hen in. Verzet vanuit de Lutherse Kerk smeedt de groep hechter aaneen. Von Zinzendorf stimuleert de verbreiding van het gedachtegoed. Vanuit Herrnhut gaan er zendelingen naar oa. Groenland, dankzij Zinzendorfs goede relatie met de koning van Denemarken. Er komen afdelingen in Rusland, Nederland, Engeland, later in Suriname, Zuid-Amerika en de Verenigde Staten. Het centrum van de beweging in Nederland ligt in Zeist, waar een straat en een school naar de graaf zijn genoemd.

Op 30 juni wordt in Bohemen de componist, klavecinist, violist en hoboïst Georg Benda geboren, wiens broers en zusters ook al zo muzikaal zijn. Wat wil je met een vader als musicus en een moeder uit de vermaarde muziekfamilie der Brixi’s. Georg wordt violist van de Koninklijke kapel in Berlijn en daarna kapelmeester aan het hof van de Hertog van Gotha.

Tot de overledenen van 1722 behoort niet alleen Kuhnau, maar ook de befaamde Engelse veldheer en voorouder van Winston Churchill, John Churchil. En op 24 november overlijdt in Hamburg de Nederlands-Duitse componist , organist, klavecinist en gambaspeler Johann Adam Reincken. Hij was een studievriend van Buxtehude en werd bewonderd door Bach. Op zijn beurt was reinsten onder de indruk van Bachs spel. In 1720 hoorde hij Bach in Hamburg improviseren en sprak daarna de woorden (in vertaling): ‘ ik dacht dat deze kunst gestorven was, maar ik zie in u leeft zij voort’.