Bijbel en dier – 13 – de hond

Maar tegen niemand van de Israëlieten zal een hond zijn tong durven roeren,                                 tegen mens noch dier,                                                                                                                                   opdat gij weet,                                                                                                                                                 dat de Ene scheiding maakt tussen de Egyptenaren en de Israëlieten.

Exodus 11:7

Egyptische en Assyrische afbeeldingen tonen honden van verschillende rassen, van schoothondjes tot geweldige jachthonden. In de Bijbel komen honden veelvuldig voor: als beschermer van zijn heer, als het moet ten koste van eigen leven (Jesaja 56:11), als hoeder van kleinvee (Job 30:1), als een soort tafelgast (Mattheus 15:27).                                   Berucht waren de grote groepen zwerfhonden, die zich voedden met aas (ps.59), lijken vraten en bloed oplichten van doden en zieken (1 Koningen 14). Ze vielen voorbijgangers lastig. Als zodanig is het niet vreemd dat in het Openbaring-boek de hond geen plaats krijgt in het nieuwe Jeruzalem, ofschoon dat juist ook kan slaan op mannen die een dwaalleer verkondigen. Want ‘hond’ wordt ook vaak gebezigd als scheldwoord. Voor ontuchtplegers en dwaalleraren. Iets afschuwwekkends wordt ‘dode hond’ genoemd: 1 Samuël 24: 15; 2 Sam.9:8; 16:9. In Prediker 9:4 wordt een arm schepsel een ‘levende hond’ genoemd.

In Exodus 11 moet de tiende plaag ( beter nog te vertalen als ‘slag’) eindelijk het hart van Farao vermurwen, ‘week maken’, zodat het volk Israël eindelijk het strafkamp Egypte ( uit het Hebreeuws vertaald ‘Angstland’) uit kan trekken. Tijdens die uittocht zullen die vreeswekkende honden, die op jakhalzen lijken, mens en dier van Israël met rust laten. Geen angstaanjagend, alarmerend  geblaf, laat staan een verscheurend bijten.

Jozua en Kaleb zijn de verkenners, zeg spionnen namens Israël in het land dat het tegendeel van Angstland bedoeld te zijn, het zgn. Veelbelovende Land. Ze zijn de enige twee van de twaalf verspieders die heilig in de missie van de gave van dit land.                     Jozua is omgezet in het N.T. Grieks Jezus: God redt. Kaleb betekent hond. Jezus en de hond, een combinatie die te denken geeft! Het brengt me bij de door Jezus vertelde gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus (Lukas 16). Veelzeggend is dat de arme een naam heeft, de rijke geen naam mag hebben, letterlijk en figuurlijk! De problematiek van de armoede is bij Lukas een belangrijk thema. En zo dat rijkdom juist problematisch is, een sta-in-de-weg naar een wereld van vrede en recht. De arme Lazarus (God ontfermt) ligt aan de poort van de villa van de rijke. In hem kun je Jezus zelf lezen liggend aan onze in diverse opzichten rijke deuren. Lazarus wordt gelikt door een hond (Kaleb). dat kun je interpreteren als vernederend en zijn armoede nog meer benadrukkend. Maar van een dierenarts heb ik begrepen dat het schoon likken van wonden ok verzachtend is.      Zo’n zwerfhond ontfermde zich over die sloeber, terwijl de rijke stinkerd nog geen kruimel van zijn rijke dis voor hem over heeft.           

De Frans- Joodse filosoof Emmanuel Levinas vertelt een verhaal over een hond die behoorde tot het strafkamp, waarin hij met vele mede-joden gevangen zat in de oorlog. Hij schrijft dat de bewakers in hen geen mensen zagen, maar dat hondje, dat zij Bobby noemden, wel. Die kwispelde met z’n staart als ze uit het bos waar ze slavenarbeid moesten verrichten terugkwamen, was bedroefd als ze ‘s ochtends vertrokken. Levinas vraagt zich af of hun Bobby afstamt van de hond van Odysseus, die als enige hem herkent als hij thuis komt. Nee, zegt Levinas, Odysseus wam en was weer thuis, wij leefden in de vreemde, ballingschap, als gevangenen. Bobby, zo concludeert hij stamde af van een van die honden uit Exodus 11, die niet te keer gingen, maar kwispelden.                        Om Levinas midras (vertelling) door te trekken: Bobby stamt af van die hond als gezelschap van Lazarus, die arme sloeber, in Prediker dus een ‘levende hond’ genoemd.

Ik schrijf dit uitgerekend op de dag dat de Australische topsprinter Caleb Ewan in de Tour de France in Toulouse de zege van Dylan Groenewegen afsnoepte. Caleb: ‘hond’ dus. Maar het wordt ook wel vertaald als ‘onverschrokken’ en dat is dat kleine ventje van ‘down under’ zeker.