Mondkapjes – column 5 – Nederlands Dagblad

Het was in het voor een Ajax-supporter opwindende jaar 1995 dat ik voor het eerst mondkapjes zag in het openbare leven, dus buiten de steriele, klinische omgeving van ziekenhuis of tandartsenpraktijk. Na de Champions Leaugue-triomf in Wenen was ik er in dat juichjaar in november ook bij toen Danny Blind met een beslissende strafschop de wereldbeker de prijzenkast in  schoot. Die wedstrijd (tegen Gremio) werd gespeeld in Tokio en in het stadion zag ik diverse meest jonge Japanners met mondkapjes op, de wedstrijd volgen. Ik vroeg me toen al af: waarom, waartoe en als het is om tegen vieze lucht te beschermen, helpt dat dan? Soortgelijke vragen die er ook zijn nu we vanaf Pinksteren in elk geval in tram, bus of trein een mondkapje moeten dragen. Vragen die de hoogste baas van het RIVM ook heeft, maar die wikt slechts,  hoogste baas van het openbaar vervoer beschikt. Omdat ik nog al veel en lang wandel en vaak alleen, maak ik nog al eens gebruik van het openbaar vervoer. Zeker bij het lopen van het Westerborkpad, dat van station naar station gaat. Nog niet eens zo heel lang geleden kwam het verbod om met gezichtsbedekkende kleding deel te nemen aan het openbaar vervoer.  Is dat verbod dan nu opgeheven? Vanwege een kwetsbare huid draag ik iets op het hoofd, zeker tijdens lange wandelingen. Welnu, met mondkapje voor en een pet op ben ik bijkans even onherkenbaar als een streng geklede moslima. Sterker nog: beschermender kleding dan een boerka lijkt niet te bestaan nu.  Inmiddels heb ik wegwerpkapjes van de Hema in huis, maar mijn eerste kocht ik tijdens een wandeletappe van het Limespad, in Harmelen, bij een Afghaanse schoenlapper. Een fraaie wasbare met opdruk van flamingo’s. En dat paste goed bij die dag, want boven Harmelen vloog juist die middag een kraanvogel en in een vijver van een woonwijk in De Meern stond een eenzame lepelaar te grondelen. Ik heb mijn mondkapje uitgeprobeerd en dat valt zelfs voor een Klaas bij wie het epitheton ‘houten’ zeer van toepassing is, erg mee. ‘Het brede stuk boven’, had de Afghaanse schoenlapper gezegd. Als zwerfdominee zijn mij veel preekbeurten ontnomen. Op die in mijn vroegere gemeente Vreeland na, maar die is dan ook vacant. Ik mocht ook eens in een zangtrio bijdragen aan een dienst. Maar het achter een laptop een dienst volgen sticht me niet, schept eerder afstand dan betrokkenheid. Zegt Paulus niet: ‘Het geloof is uit het gehoor’? ! Dus trek ik de wandelschoenen aan en kies de grootste kathedraal ons gegeven: het ruime hemelrond. Wiens mond niet gekapt is, want naar de oude berijming van ps.19 vertelt deze ‘met blijden mond, Gods eer en heerlijkheid’. Voortstappend door bos en beemd, over hei en grasdijken word ik ook verkwikt door dat andere ‘getuigenis’, waar in ps.19 ook sprake van is. In mijn geval via mijn mobiel de woordverkondiging vanuit de Huizense Oosterlichtkerk.  Over een psalm gesproken is het niet ps.141, waarin sprake is van een zeer aan te bevelen ‘mondkapje’? Ook weer in de oude berijming: ‘Zet, Heer, een wacht voor mijne lippen; behoed de deuren van mijn mond, opdat ik mij, tot genen stond, iets onbedachtzaams laat’ ontglippen’. Verdient dit vers niet een opvallende plek in de Tweede Kamer? Op billboards wellicht ook? Maar ook  waar vergaderd wordt in kerkruimten, boven de bureaus van dominees en zwerfdominees, ook boven het mijne dus, in de burelen van kranten, radio en tv.  De pervertering van de vrijheid van meningsuiting is woekerend. Mijn moeder zei vroeger; ‘ga je mondspoelen’. Nu zou ze misschien zeggen: ‘doe je mondkapje om’.