Huizen als vissersdorp

Toen ik geboren werd was het met Huizen als vissersdorp al gedaan. Er was aan de haven nog wel een kleine afslag (veiling), waar vis geveild werd van een enkele Volendammer, Urker of Harderwijker schuit. Er was nog één Huizer botter, de Huizen 1, die in 1961 voor het laatst de haven verliet. Het was de schuit van Joost Westland, getrouwd met een zuster van mijn opoe van vaders kant. Met zijn kleindochter Hannie heb ik lagere school, Mulo en kweekschool in Utrecht doorlopen.                                                                                               Op de Gooische kust is altijd wel professioneel gevist, maar pas in de 18e eeuw neemt het in Huizen een grote vlucht, wat af te lezen is aan de groei van het aantal huizen: van 140 in 1650 tot het dubbele een eeuw later, terwijl het woningenbestand in de andere Gooise dorpen ongeveer gelijk gebleven is. Eeuwenlang werd de vis door karren aan land gebracht. De schuiten lagen voor anker, aan de zgn. Reede, zo’n 500 meter van de kust. Huize kende geen haven, mocht er ook geen, omdat het stapelrecht sinds de 14e eeuw voorbehouden was aan Naarden. Dus ook het lossen per kar was feitelijk niet toegestaan, maar de haven van Naarden verzandde. Halverwege de 18e eeuw verordende de Provinciale Staten van Noord-Holland dat de gevangen haring aangevoerd moest worden in andere watersteden. De Huizer vissers trokken zich er niet veel van aan en veel toezicht was er blijkbaar ook niet. Een verzoek aan koning Lodewijk Napoleon in 1806 om gerechtigd te zijn op de Reede te lossen werd door hem gehonoreerd. In die tijd stonden 73 bosschuiten, zoals de Huizer hun botters noemden, geregistreerd. Het aantal groeide tot zeker 100 en het maakte het lossen aan de Reede steeds moeilijker. Door ijsgang en stormen was die Reede ook geen veilige plek voor de schuiten. In 1803 werden vier schuiten door het ijs verwoest en in 1827 zonken er 16 schepen. In de winter lagen de schuiten in Muiden of in de monding van de Eem. De noodzaak van een eigen haven deed zich steeds meer gevoelen. De haven kwam gereed in 1854 en Huizen telde toen bijna 190 botters. Het bracht zeer veel nevenactiviteiten mee, zoals haringrokerijen, zgn. hangen; scheepswerven, zeilmakerijen en taanderijen. Het tanen van de netten was een nevenactiviteit van mijn opa Vos, naar wie ik vernoemd ben. De familieboekerij stond niet voor niets voor een deel aan de Taanderstraat. Ook zorgde opa voor de loden kogels die de netten verzwaarden tot vangdiepte. Ik heb twee zwaar koperen tangen in bezit, waarin het lood gegoten werd en tot kogels stolden. Er werd dus vooral gevangen op haring die tot bokkingen werden gerookt en waarvan miljoenen exemplaren werden uitgevent in ons hele land en ver daar buiten, m.n. naar Duitsland. Er was een Huizer roker die zelfs z’n vis wist te slijten in Noord-Spanje. De venters werden kruiers genoemd. Huizen kende eind 19e eeuw zeker achttien rokerijen en was zo belangrijk voor de haringvangst dat de prijs van de haring/bokking er werd vastgesteld voor de hele handel. Behalve op de Zuiderzee werd ook op de Noordzee gevist. De komst van de Afsluitdijk zorgde in Huizen voor een enorme omslag. De Huizer visserij was al over haar hoogtepunt heen, het aantal botters was al teruggelopen en het gemeentebestuur voorzag dat door de komst van de Afsluitdijk het economisch verlies nog veel groter zou worden met grote werkloosheid onder de vissers tot gevolg. Men schakelde over naar de huizenbouw en bood jonge vissers een omscholing aan tot timmerman of metselaar. Er was ook vraag naar bouwvakarbeiders in het Gooi. Nergens werd zo snel afscheid genomen va de visserij als bedrijfstak als in Huizen. Tot op de dag van vandaag telt Huizen zeer veel bouwbedrijven, relatief de meesten van ons land. 

historie-huizer-haven-3   historie-huizer-haven-2

historie-huizer-haven

 

De haven van Huizen lag vrij ver van het dorp. De Havenstraat liep en loopt vanuit het oude dorp door een dijkachtige duin als restant van de Utrechtse heuvelrug over ‘t Harde, een overgangsgebied van zand en aangeslibd klei om na een paar honderd meter pas aan de haven te komen. Langs de Havenstraat lagen de meeste rokerijen en aanverwante bedrijven. In mijn jeugd was er nog een enkele hangen (van het hangen van de vis aan de spieën).  Verder was er industrie gekomen, zoals Balatum, fabriek van linoleum, een textielfabriek, een porceleinfabriek en op de kop van de haven het bedrijf waar jaren mijn vader werkte, eerst als vrachtwagenchauffeur en later als bedrijfsleider: Bouwmaterialenhandel Gebr. Vos.