De tijd dichten – 6 – poëzie in corona-dagen

Op mijn oude website gepost op 12 april 2020

Op 8 april schreef Frits Abrahams in de NRC naast de winkelkatten over de zwervers op straat aan wie juist nu voorbijgelopen wordt, wijder dan de voorgeschreven anderhalve meter. Dat brengt mij bij een gedicht van Geerten Gossaert: De moeder.

Hij sprak en zeide
In ‘t zal zich wendend:
Vaarwel, o moeder,
Nooit keer ik weer….
En door de lanen
Zag zij hem gaan en
Sprak geen vervloeking maar wenden zeer.

Sprak geen vervloeking..
Doch, bijna blijde,
Beval den maagden:
Laat immermeer
De zetels staan en
De Lampen aan en
De poort geopend, de slotbrug neer.

En toen, na jaren,
Melaats, een zwerver
Ter poorte klaagde:
Uw zoon keert weer ..
Zag zij hem aan en
Vond gene tranen,
Voor zoveel vreugde geen tranen meer.