Een grauwe dag, zoals veel dagen de laatste maand van het coronajaar 2020. Gelukkig wel droog die 8e december. Rob, Ronald en ondergetekende wijden ons aan de de derde slow-wandeling door de Utrechtse binnenstad.Een gedetailleerde tocht door het noord-oostelijk deel van de binnenstad. Een verstild gebied, behorend tot het Universiteitskwartier. Een relatief onbekende buurt, waar je niet komt als je er niets te zoeken hebt. Zoals al in de tijd dat ik Utrecht studeerde, gedurende 70 jaren. In 1122 was de aanleg van de stadsmuur afgerond. Ook toen was het relatief stil. Er waren kloosters, die na de Reformatie afgebroken werden en veelal plaats maakten voor woningen, rijke woningen aan de hoofdstraten. Op last van Willem van Oranje kwamen er bolwerken, zoals het Lucasbolwerk. De steeds voornamere status van het gebied werd bevestigd door de transformatie van een aantal door koning Lodewijk Napoleon aan gekochte huizen in een paleis. Het is dan 1807. In de kleinere straatjes woonden neringdoenden en in de 19e eeuw kwamen de fabrieksarbeiders. Na 1830 werden de vestingwerken afgebroken en ontwierp de jonge ambitieuze architect David Zocher een plan, met niet alleen ruimte voor wonen en werken, maar ook voor neoclassicistische bouwwerken en een stadspark. De Wittevrouwenpoort viel ten offer aan de sloophamer in 1858. In dat zelfde jaar verrees op Wolvenburg een nieuwe gevangenis. Dertig jaar eerder was de Willemskazerne verrezen. Enfin, genoeg voor nu, aan de wandel!
We starten op de Oudegracht, tegenover de Winkel van Sinkel, dichtbij het stadhuis dus. Het was het eerste warenhuis in ons land, gebouwd in 1839. En werd gezien als een wereldwonder, in 1895 werd het een bankgebouw, een eeuw later een Grand Café.
Anton Sinkel
op 30 september 1785 werd in het Noord-Duitse plaatsje Cloppenborg Anton Sinkel geboren. Omstreeks 1820 vestigde deze Anton Sinkel zich als manufacturier in Amsterdam waar hij in 1821 zijn eerste zaak opende aan de Nieuwendijk 174-176. De zaken gingen goed in Amsterdam en er kwamen filialen elders in Nederland: Leeuwarden, Rotterdam en Leiden én… aan de Oudegracht in Utrecht.
1839 – EIND 19E EEUW: WARENHUIS
Al in 1824 werd Sinkel eigenaar van het huis ‘Blijdestijn’ aan de Oudegracht, dat hij liet verbouwen tot winkelhuis. Grotere plannen had Sinkel met het oude St.Barbara- en St.Laurens Gasthuis (in de volksmond ook wel ‘Kranengasthuis’ genoemd vanwege de stadskraan aan de werf) dat zich naast zijn winkel bevond. In 1834 kocht Sinkel het oude gasthuis en de twee huizen die tussen dit gebouw en zijn winkel stonden. Het gasthuisgebouw strekte zich uit tot de Neude, waar Sinkel ook al twee huizen had gekocht. Hij liet vervolgens het hele complex slopen en gaf aan verschillende architecten opdracht een ‘winkelpaleis’ te ontwerpen.
‘In de winkel van Sinkel Is alles te koop. Daar kan men krijgen:
Mandjes met vijgen, Doosjes pommade, Flesjes
orangeade, Hoeden en petten en damescorsetten. Drop om
te snoepen en pillen om te …..’
Uiteindelijk werd in 1837 gestart met de bouw van het door architect Pieter Adams (1778-1846) gemaakte ontwerp. Het meest opvallend aan het ontwerp in neo-classicistische stijl waren vier grote vrouwenbeelden gekleed in Griekse gewaden. Deze als steunzuil dienstdoende kariatiden, die per boot uit Engeland geleverd werden, waren vervaardigd van gietijzer; de eeuwenoude stadskraan bezweek onder het kolossale gewicht van een van de dames en viel met beeld en al in de Oudegracht! De stadskraan werd buiten bedrijf gesteld en moest worden verwijderd, de beelden overleefden het ongeval en de bouw ging door. Na twee jaar was het zover en in mei 1839 kon de Winkel van Sinkel in Utrecht worden geopend. Achter de manufacturenzaak was in dezelfde stijl een koetshuis gebouwd, dat als werkplaats en woning gebruikt zou worden (nu: Vinkenburgstraat 19-21). De sfeer in de winkel was deftig en toch gemoedelijk; Sinkel streefde ernaar dat iedereen zich in zijn zaak thuis voelde. Anton Sinkel heeft 9 jaar van zijn florerende handel in Utrecht kunnen genieten. Hij overleed in Amsterdam op 22 januari 1848. De winkel aan de Oudegracht werd door de erfgenamen nog tot het eind van de eeuw in stand gehouden.
We houden de gracht aan onze linkerhand en lopen richting de Neude. Op nr.114 staat het oudste, 11e eeuwse, stadskasteel van Utrecht, Drakenburg, met een kapconstructie nog uit de 13 eeuw.
Het stadskasteel Drakenburg was eigendom van de ridders van Drakenburg, tevens eigenaren van de kastelen Drakenburgbij Baarn en Drakensteyn bij Lage Vuursche. In het begin van de 14e eeuw was Frederik van Drakenburg schout van Utrecht.
We slaan de Drakneburgstraat in die uitloopt in de Neude. Dit betekent lage, drassige plaats, vermoedelijk uit de tijd dat hier de oude Rijnloop lag. Wellicht daarom ook niet bebouwd en uiteindelijk plein geworden. Hier stond een studentenkantine waarvan het eten iets beter was dan dat van de mensa. Een medestudent van me at hier elke dag lever. Z’n huid ging er naar kleuren. Hij droeg een brilletje op een spitse neus was zeer orthodox, maar uiterst vriendelijk. Op de hoek met de Neude staat een 57 meter hoge kantoortoren van H.A.Maaskant, gebouwd in 1961. Het monumentale voormalige postkantoor is een bezoek ernstig waard. Het verrees tussen 1917 en 1924 naar een ontwerp van J.Crouwel jr. Het was destijds immer een feest om er postzegels te kopen, betalingen te doen e.d. Thans is het bibliotheek. Vijf beeldhouwwerken verbeelden de werelddelen, een zesde beeld symboliseert handel en welvaart. Klok en rijkswapen van geglazuurde tegels zijn van de Delftse Porceleyne Fles. Aan de andere zijde van het plein bevindt zich drogisterij Woortman, waarvan de inrichting nog volledig 19e eeuws is. De drogisterij is inmiddels 170 jaar oud. Daarvoor was het een slagerij, zo vertelt mij huidig eigenaar Hans Rijkhof (77).
We slaan linksaf, steken de Lange Jansstraat over en belanden in de Voorstraat. Op nr. 6 bevindt zich een apotheek uit 1904, in Jugendstil, een ontwerp van R.Rijksen, die meer voor de stad ontwierp. Op nummer 19 bevindt zich Het Grote Vleeschhuis, in 1432 gebouwd als abattoir van het slagersgilde. De gevel is in 1637 en 1841 vernieuwd. Een ossenkop prijkt boven de deur.
Het Grote Vleeshuis, ook wel onder andere de Grote Vleeshal en In de Ossenkop genoemd, is een gebouw van het voormalig slagersgilde aan de Voorstraat/het Jansveld in de Nederlandse stad Utrecht.
Aan het begin van de 15e eeuw hadden de gilden in Utrecht aanzienlijke macht. Het vleeshuis van het Vleeshouwersgilde was in deze tijd bij het Utrechtse stadhuis gelegen en gezien hun werkzaamheden was bepaald dat de leden van dit gilde als enigen met lange messen door de stad mochten. Op 21 augustus 1425 kozen Vleeshouwers partij in de strijd om de macht, begaven zich naar het huis van de Utrechtse burgemeester Beernt Proys aan de Oudegracht en vermoordden hem in zijn bed. De moordenaars bleven ongestraft.
Na enkele jaren werd wel besloten dat het oude slachthuis gesloten werd en opgesplitst op twee verder gelegen locaties moest komen: het Grote Vleeshuis aan de Voorstraat, en in 1432 de Kleine Vleeshal aan de Lange Nieuwstraat. Daarbij werd bepaald dat het slagersgilde opgeheven werd en de leden over de andere gilden verdeeld moesten worden.
In 1637/1638 werd het vleeshuis herbouwd, vermoedelijk naar ontwerp van Paulus Moreelse, waarbij delen van het 15e-eeuwse vleeshuis werden behouden. Eind 19e eeuw werd op de bovenverdieping een telefooncentrale van de Nederlandsche Bell-Telephoon Maatschappij gevestigd. Omstreeks 1910 vestigde rijwielhandelaar Alfrink zich op dit adres. Rond 1960 nam de jeugdbibliotheek haar intrek in het gebouw. Vandaag de dag heeft het een winkelfunctie.
We steken de Voorstraat over en staan stil op nr. 14 voor D’Coninck van Poortugaal, een tamelijk smal huis door de chirurgijn Dirc van Toll in 1619 verbouwd en voorzien van ornamentele voorgevel. In een authentiek interieur kun je er je tegoed doen aan kangoeroe, struisvogel en krokodil, maar of dit zo is en ook nog lekker : de proef op de som kan niet genomen worden. De herkomst van de naam, door Van Toll gegeven, is vrij onduidelijk. Om welke koning gaat het, het is duister, voor mij althans, binnen de nu gegeven mogelijkheden.
Na de’ koning’ gaan we rechtsaf de Predikherenstraat in. Minderbroeders zijn Franciscanen, Predikheren de Domincanen, die de leer van de kerk voor eenvoudigen predikten en uiteindelijk ook controleerden op naleving en zo ontwikkelden zij zich tot de voornaamste inquisiteurs van de RK. Genoemd naar Dominicus Guzman, de stichter, zou je hun naam ook kunnen lezen als ‘canes’ (honden) van de Dominus (Heer), die dus blaffen en desnoods bijten bij geroken leerachtige onraad! De Dominicanen werden ook Jacobijnen genoemd en de Jacobijnenstraat slaan we links in en komen uit op de Oudegracht. We slaan rechtsaf naar de zandbrug komen op een pleintje genoemd naar Nijntje, de wereldberoemde creatie van de Utrechtse Dick Bruna. Ooit stond hier de Weerdpoort. We slaan rechtsaf, lopen langs de singel en rechts langs een witgepleisterd pand, een industriepand naar ontwerp van J.D.Zocher, een onderdeel van zijn zgn.’witte kraag’.
Jan David Zocher jr. (Haarlem, 12 februari 1791 – aldaar, 8 juli 1870) was een Nederlands architect, stedenbouwkundigeen landschapsarchitect. Hij introduceerde, tegelijk met Lucas Pieters Roodbaard in Noord-Nederland, de landschapstuin in Nederland en ontwierp verschillende neoclassicistische gebouwen. Zijn vader Johan David Zocher Sr. (1763-1817), broer Karel Georg Zocher (1796-1863) en zoon Louis Paul Zocher (1820 – 1915) waren ook tuinarchitect.
In 1827 verzocht de Utrechtse burgemeester Van Asch van Wijck Zocher een ontwerp te maken voor het Singelplantsoen, de parkaanleg langs de Stadsbuitengracht in Utrecht. Het Utrechtse stadsbestuur aanvaardde zijn ontwerp in 1829. De uitvoering, vanaf 1850 samen met zijn zoon Louis Paul Zocher, duurde tot 1870. Later werd het plantsoen omgedoopt tot Zocherpark.
Rechtsaf, linksaf de Lange Lauwerstraat in. De voormalige watertoren rijst boven de huizen uit. In 1896 kwam deze gereed, 13 jaar na de eerste waterleiding in de stad. Tot 201o diende het nog als noodreservoir. Nu wordt er in gewoond. We komen uit op de Van Asch van Wijckskade, genoemd naar de burgemeester die J.D.Zocher, wiens vader uit Torgau afkomstig , landschapsarchitect was in dienst van koning Willem III. In 1835 werden een rij witte panden gebouwd naar zijn ontwerp. Op de nummers 28-30 bevindt zich het Fysiologisch Laboratorium, in 1867 gebouwd, thans onderdak van de Universiteit voor Humanistiek.