UIT DE KLEREN

column Nederlands Dagblad

In de traditie van de oude Latijns/Romeinse kerk wordt op 13 januari de doop van Jezus herdacht.

Eigenlijk had die herdenking een week eerder moeten gebeuren, maar op die dag – 6 januari – hebben de ‘koningen’ c.q. ‘wijzen’ in hun epifanie voorrang gekregen boven die van de Messias zelf. Hij laat zich ook liturgisch ‘wegdrukken’. 

En op het octaaf, op de achtste dag vanaf de zesde gaat hij kopje onder in de Jordaan! Allesbehalve een krachtpatser of haantje de voorste deze geliefde zoon van de Ene. Tom Naastepad heeft de twee verhalen, met die van dat derde typerende epifanie-verhaal, de bruiloft te Kana, in een vierstrofig lied fraai gemetseld ondergebracht op de stoere melodie van ps.118 (526 in het Liedboek).

Treffend en fraai gepenseeld is de doop van Jezus aan onze hongerende ogen prijs gegeven door Pierro della Francesca, in een doek van 167 bij 116 cm, te zien in de Londense Nationa Gallery.

De 15e eeuwse fijnschilder die vanwege zijn opleiding tot wiskundige perspectief in zijn schilderingen wist te brengen, plaatst Jezus’ doop in het landschap van zijn Toscaanse geboortedorp Sepolchro bij Arezzo. Jezus wordt door de in een kameelharen mantel gestoken Johannes gedoopt zoals je kinderen doopt, sinds de 4e eeuw het doopgebruik in de kerk van Rome ( en Reformatie). De Jordaan lijkt droog te staan en dus weinig geschikt ook voor onderdompeling.

Maar wel schildert Della Francesca de Jordaan als grensrivier en verstaat hij zo de Schriften, waarin deze in werkelijkheid nog al magere stroom theologisch en liturgisch plek en betekenis krijgt.

Johannes doopt met dus reden in de Jordaan, waar het woord voor ‘verval’ in doorschemert. Tussen Mozes en Jozua loopt de Jordaan. Je kunt niet zomaar en ongezien naar het ‘beloofde land’. 

Je hebt geen vrije toegang naar wat Isaac Watts zo aansprekend verwoordde en Schulte Nordholt zo meesterlijk vertaalde in ‘Er is een land van louter licht waar heiligen heersers zijn’. 

De weg naar ‘deze wereld Anders’ gaat door het water, door de diepte heen; je moet er voor uit de kleren, je moet er voor kopje onder. Alleen met doopbewijs entree!

Water is symbool van ondergang en reiniging, van onderdoor en ook dus bovenop, als nieuw geboren, fris en fruitig (vruchtdragend). Zo ging Noach en zijn met mens en dier gevulde ‘kist’ door het water heen, werd Mozes in zijn kistje uit het water gevist. Zo moest de hogepriester voordat hij het Heilige binnen ging uit de kleren, kopje onder gaan en met nieuwe kleren aan zijn ambtstaak beginnen. Zo moest Naaman zelfs zeven keer kopje onder in de Jordaan om van melaatsheid rein te worden.

Bij Della Francesca zie je ook helder het onderscheid tussen deze en gene zijde. Rechts twee kale armetierige bomen, links twee uit de kluiten gewassen vol in blad ( de twee bomen van het Paradijs?) Drie jonge mensen links, genderneutraal ogend; de meest linkse in de Hollandse driekleur, gevleugeld. Zij zijn de engelen c.q. heiligen van de Overkant. 

Waar mijn blik het meest aan blijft hangen is aan die  jong ogende slanke man naast en achter Johannes de Doper. Hij is volop in touw zijn kleren uit te trekken, staat al bijna helemaal in zijn nakie, op dat dunne broekje na. De schilder legt hem vast op het moment dat we allemaal kennen: dat waarop je onzichtbaar bent en zelf ook geen zicht hebt. Op zichzelf al een rite van metamorfose. De navolging van Christus begint met de durf kwetsbaar te zijn, gevolgd door de overgave aan het diepe om uiteindelijk het tintelende plezier te beleven van boven komen en ‘nieuw land’ onder de voeten te hebben.

Nu ook de zwembaden weer open zijn kan ik weer bijna dagelijks als het ware herinnerd worden aan deze louterende verbondenheid met hem die ons voorgegaan is naar de Overzij. Misschien ook iets voor het nieuwe kabinet: wekelijks samen uit de kleren en het diepe in!