Altijd de speler volgen, niet de bal

ND INTERVIEW MET SALO MULLER 24 APRIL 2021 -BEELD MAARTEN BOERSEMA

page56image19013616

Welke rol spelen bloed, zweet en geweten in de topsport? In deze serie vertellen mensen uit de sport over wat goed en kwaad is in hun carrière en over hoe ze belangrijke keuzes maken. Vandaag: Salo Muller (85), fysiotherapeut bij Ajax van 1960 tot 1972.

bloed

‘In de sporttherapie heb ik meer met bloed te maken gehad dan in de gewone privépraktijk. De meest in het oog springende blessure was de bloedneus van Johan Neeskens na een venijnige elleboogstoot van Willem van Hanegem. Als ‘bloed’ staat voor blessureleed, dan had ik het meeste werk aan zweepslagen en andere spierblessures. Ik herinner me verder nog heel goed de breuk in de rechterpols van Wim Suurbier en de kuitbreuk van Ruud Krol. Bij voetbalknieoperaties was ik aanwezig om zo mijn kennis te vergroten.

Ik heb nog nooit tijdens een wedstrijd bij een ontstane blessure met m’n handen in het haar gezeten. Ik volgde altijd de speler en niet de bal. Als ik zag dat de speler een schop had gekregen en het spel ging verder, dan bleef ik naar de speler kijken en als ik aan kwam lopen kon ik de juiste vragen stellen bij wat ik gezien had: heb je pijn, ben je misselijk of duizelig?

Ik zag vanaf de bank ook steeds of het menens was of niet. Of een speler simuleerde om tijd te rekken of om een kaart aan te smeren, de scheidsrechter te beïnvloeden.

Zelf heb ik gedurende mijn Ajax-periode, vijftien seizoenen lang, geen wedstrijd hoeven missen. Maar eens moesten we naar Turkije, voor een wedstrijd tegen Besiktas en ik had een ontzettende pijn in mijn buik. Ik ga naar onze clubarts, dokter Rolink. Hij zei: “Jij hebt een smousenbuik.” (smous = joods, red.). Ik zeg: “Wat zeg je nou?” “Ja, jullie hebben altijd last van je buik. Maar vooruit, hier heb je een antibioticapilletje. Krijg ik er maar een? Ja, één is genoeg.” Ik nam hem in, omdat hij erbij stond. Het hielp geen snars. Ik kwam terug met een enorme pijn, ik ging naar dr. Hans Tetzner, oud-voetballer en chirurg. “Kom maar naar de Boerhaavekliniek”, zei hij. Bleek ik een blindedarmontsteking te hebben, die al zo aangetast was dat hij hem moest wegzuigen, verpulverd als die was. Daarna heb ik Rolink wel aangesproken op zijn opmerking.

Op de velden bij Groningen, Utrecht, ADO Den Haag en Feyenoord werd ik regelmatig uitgescholden voor kankerjood. Ik kan me nog herinneren dat Ajax een keer verloor van ADO en dat de spelers in de kleedkamer dansten en zongen: Joden aan het gas.

Helaas neemt antisemitisme weer toe. Joodse scholen moeten bewaakt worden. Ik heb er zelf geen last van, maar met een keppeltje op loop je ernstige kans uitgescholden te worden.

Ik had in mijn praktijk naast die van Ajax veel Joodse klanten, met een identiek oorlogsverleden als ik. Dus: onderduik en verlies van familie, zoals bij mij mijn vader en moeder die in Auschwitz zijn vergast. Vijftig jaar heb ik in het vak gezeten, dankzij mijn pleegmoeder die in de krant een advertentie had gezien van een opleiding voor heilgymnastiek en massage, later gepromoveerd tot fysiotherapie.

Ik was liever arts geworden, maar daar waren te veel belemmeringen voor uiteindelijk. Mijn pleegmoeder zei: “Word je toch een beetje arts.” En zo was het.
Ik heb er nooit spijt van gehad. De schoonheid ervan is dat je met mensen van divers niveau in aan- raking komt en spreekt, van alle leeftijden ook.’

zweet

‘Ik was de snelste fysiotherapeut, zelfs na Cruijff de snelste loper van Ajax. Ik werkte zeven dagen in de week. Alle spelers wilden graag behandeld worden, maar er waren er bij die meer mekkerden dan an- deren, gevoeliger waren. Johan Cruijff, Sjaak Swart en Bennie Muller waren gevoelig. Velibor Vasovic, Nico Rijnders en Neeskens waren juist bikkelhard voor zichzelf. Piet Keizer was sneller aangeslagen. Je had jongens met zachte spieren, andere met keiharde spieren.

Je zag ook verschil in mentaliteit. Vasovic was een heel harde werker, Johan Cruijff, Nico Rijnders en Barry Hulshof ook. Piet Keizer was in principe een ‘luie’ speler. Hij verrichtte geen extra inspanning als hij dacht en ook wist dat het tevergeefs was. Dan zei Rinus Michels: “Je kan verdorie toch wel die bal aanpakken.” Anderen deden het, Keizer haalde z’n schouders op.

Je kunt je afvragen hoe gezond topsport is. Wat het voetbal betreft zeg ik ronduit dat koppen zeer on- gezond is. De bal is te hard voor zoiets. Die leren knikkers met die veter vroeger zeker. Tien jaar koppen is net zo schadelijk als boksen. Veel spelers worden later dement. Zoals bij Ajax Piet Ouderland, Cor Geelhuizen, Wim Bleijenberg en Wim Anderiesen. En er zijn er die nu aan het dementeren zijn, wier namen ik niet zal noemen, maar daar zitten er bij die veel kopten. Ik heb er geen bewijs voor, maar ik ben ervan overtuigd dat onderzoek mij gelijk zou geven, dat er een verband bestaat tussen koppen en dementie. Theo van Duivenbode kopte nooit. Zelf lijd ik aan PHPD: pijntje hier, pijntje daar.’

geweten

‘Je maakt als fysiotherapeut leuke, maar ook nare dingen mee. Heel vaak vroegen patiënten me om bij hun euthanasie te zijn. Dat is geen feestje. Altijd vroeg ik me af: moet ik wel gaan of niet? Uiteindelijk toch altijd gedaan.

Ik heb veel last gehad van situaties, waarin een speler in mijn ogen niet fit was, maar wel wilde spelen. Ik had altijd met drie mensen te maken: de trainer, de speler en de dokter. Een speler komt naar me toe: “Salo. ik moet zondag spelen, want als ik niet meedoe, komt X op mijn plaats en veronderstel die doet het heel goed, dan ben ik mijn plek kwijt.” Ik zei: “Jongen dat is onverantwoord.” Dan zei hij: “Als jij me niet behandelen wil, ga ik naar een ander.” Dat was mijn eer te na. Wat te doen? Vervolgens komt de trainer: “Kan die zondag meedoen?” Moet ik nu liegen of niet? Aan de dokter had ik niks, want de dokter kwam alleen tijdens de wedstrijd en die zou er een spuit in zetten, maar dat wilde ik niet, want dat middel kan erger zijn dan de kwaal. Dus ging ik zo’n jongen twee keer per dag behandelen en zwachtelde ik de geblesseerde plek in en zei tegen de trainer: “Hij is nu goed hoor, maar ik kan niet garanderen dat dat zo blijft.” Tijdens de wedstrijd zat ik op de bank van: als het maar goed gaat. Ik heb ook weleens tegen een speler gezegd: “Luister, je kunt wat mij betreft niet spelen, maar als je toch gaat spelen, ik werk niet mee.” En tegen de trainer: “Hij wil, maar het kan niet, het is niet verantwoord.” Dan zei de trainer tegen de speler : “Wil je en gaat het?” De speler zei ja en dan liep het vaak slecht af.

Als fysiotherapeut ben je een vertrouwensfiguur. Ze geven zich ook figuurlijk bloot en vertellen over problemen in hun huwelijk of ze vreemd waren gegaan. Soms kende ik de vrouw of de bedrogen echt- genoot. Horen, zien en zwijgen is dan het parool en zo goed mogelijke adviezen geven. Dat gold ook voor de gewone praktijk. Ze komen voor een knie, waar je niet aan toekomt in eerste instantie. Je bent praatpaal, luistervink, of zeg maar gerust dominee of rabbijn, in de maanden april en mei vooral voor Joodse mensen.

Spelers kwamen ook bij me met pilletjes. Die ze van dokter John Rolink hadden gekregen. Wij zouden zeggen: doping. Maar voor Rolink bestond dat niet. Een directeur van Philips die langdurig moet verga- deren, zo zei hij, mag ik gerust wat geven om het vol te houden, want dat is dan medicijn. Dat is het dan in de sport ook.

Rolink stond niet toe dat controleurs een plasje kwamen afnemen. Hij zei: “Ik ben arts, ik weet wat ik doe.”
Enfin jongens kwamen bij mij en vroegen wat voor pil ze van Rolink hadden gekregen.
Ik heb tegen de spelers gezegd: “Als je die pil neemt en niet inslikt maar aan mij geeft, dan ga ik dat uit- zoeken.” Ik ben er mee naar de apotheek gegaan en daar vertelden ze mij wat voor pillen het waren: het varieerde van gewone pijnstillers tot valium, prednison en amfetamine.
En zo kon ik de spelers helpen zelf een keus te maken.
Ik wil nog graag iets toevoegen. De laatste jaren steek ik veel energie in het wakker schudden van het geweten rondom de Jodenvervolging. Concreet: dat van de Spoorwegen, die meegewerkt hebben aan deportatie en dus ook vernietiging. Met de Nederlandse Spoorwegen hebben we een mooie over- eenkomst kunnen sluiten. Nu zijn we bezig met de Deutsche Bundesbahn , waarbij we ook Angela Merkel hebben ingeschakeld. Het zou prachtig zijn als dat ook tot een overeenkomst zou leiden.’ ◀