Zorgvlied 10- Daan van der Cingel

zorgvlied 1 020Prachtige marmeren mannentors op zwartstenen sokkel. Toen ik de foto nam, dacht ik ogenblikkelijk : vast een gay die in het graf ligt. De naam zei me niets. Maar zie mijn veronderstelling bleek juist. Van der Cingel bleek de partner van Frans Leidelmeijer, die heel ons land kent van Tussen Kunst en Kitsch van de AVRO. Ik tref een interview met de verfijnde in Bandoeng geboren art deco-kenner aan op internet. Daaruit het volgende stuk:

Frans: ,,Toen ik bij mijn moeder woonde, kwam uit dat ik homoseksueel was. Mijn vaders eerste reactie was dat ik naar een opvoedingsgesticht moest. Hij had het blijkbaar niet in  de gaten gehad, ook al maakte hij wel eens een opmerking als ik een bepaalde beweging maakte. ‘Je lijkt wel een meid’, zei hij dan. ‘Vroeger noemden we dat bantji.’ Dat kwam hard aan.
Mijn moeder wist het denk ik wel. ‘Word je dan niet door de politie opgepakt?’, vroeg ze nog. De schrik zat er bij haar kennelijk nog in: vóór de oorlog in Indië had zij de heksenjacht op homo’s meegemaakt door de gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. Mijn vader is door zijn tweede vrouw gekalmeerd: ‘Sommige mensen zijn nu eenmaal homo, daar doe je niks aan.’
Vervolgens hebben mijn vader en ik er nooit meer over gesproken. Mijn moeder en ik begrepen elkaar, maar het leek alsof er tussen mijn vader en mij een muur stond. Dat komt toch door mijn geaardheid. Als ik er nu aan terugdenk, denk ik: ach, die arme vader. Hij is op z’n 58ste aan een hartaanval overleden. Dan is het ineens – bam – over. Je kunt niks meer zeggen tegen elkaar. Hij was nog zo jong. Ik zoek de oorzaak onder meer in de klappen die hij heeft moeten incasseren: de oorlog, de repatriëring, de scheiding, voor zijn kinderen zorgen, z’n ouders die overkomen, z’n moeder die vervolgens overlijdt. Hij kon het niet helemaal bolwerken op z’n werk, mede door alle zorgen natuurlijk. Veel Indische mannen kregen een hartinfarct in die tijd. Dat weet ik nog goed. Er waren er meer bij ons in de buurt. De repatriëring en alles wat daar bij kwam kijken, veroorzaakte een enorme druk. De mannen waren toch het hoofd van het gezin en moesten de verantwoordelijkheid maar dragen. Mijn vader stond op, kookte dan voor ons – voor diezelfde avond of voor twee dagen tegelijk – en ging vervolgens naar z’n werk. Vervolgens tussen de middag boodschappen doen en dan ook nog de zorg voor zijn oude vader.”

‘Beautiful people’
Tussen Frans en Den Haag heeft het nooit geklikt. In 1965 vertrekt hij dan ook naar Amsterdam.

Frans: ,,Eigenlijk wilde ik na de mulo naar de kunstacademie, maar dat durfde ik niet. Ik dacht van veel dingen dat ik het niet kon. Een soort minderwaardigheidscomplex, waarvan ik denk dat dat Indisch is. Met minder genoegen nemen. Ik was verlegen en nam onbeduidende baantjes aan, werd assistent handelscorrespondent. En toch wilde ik me bewijzen – ook om te laten zien dat Indo’s meer kunnen. Ik had wel de ambitie, maar niet de kracht.”

,,In Amsterdam voelde ik me op m’n plaats; ik had het gevoel deel te nemen aan de maatschappij. In 1969 kwam ik Daan (van der Cingel, MvA) tegen. Op straat. We keken elkaar aan, het was raak en dat is nooit meer overgegaan. Ik was in die tijd psychiatrisch verpleegkundige. We gingen veel naar Parijs en ik zag die prachtige metro-uitgangen van Hector Guimard. Ik raakte onder de indruk van de art nouveau. Daan zei: ‘Waarom begin je geen winkel, als je toch wilt ophouden met de verpleging?’ We openden een winkel in de Jordaan, die heette Santekraam. Daar hebben we één jaar gezeten. We verkochten poppen en poëzieplaatjes, maar ook vazen van Gallé en Lalique, die we in het weekend in Parijs inkochten. Ik kreeg allerlei interessante verzamelaars in mijn winkel, mede dankzij Restaurant Special – hét Indisch restaurant van die tijd – verderop in de straat. The beautiful people van Amsterdam  kwamen daar. Ik besefte dat de winkel moest verhuizen naar een buurt met meer doelgerichte klanten. Na een jaar konden we in het Spiegelkwartier terecht. Daan en ik hebben elkaar heel goed aangevuld. Ik bedacht de dingen en hij regelde alles. ,,Jij bent de ziel en ik ben de motor van de winkel”, zei hij altijd.

Frans: ,,Als handelaar  voelde in me een verlengstuk van de buitenlandse stijlen. Waarom koop ik geen Nederlandse kunstnijverheid?, dacht ik na verloop van tijd. Die kon je makkelijk inkopen, maar moeilijk verkopen, omdat er amper iets over bekend was. Dan moest ik, bedacht ik, eigenlijk een boek schrijven dat aantoont dat Nederlandse toegepaste kunst even veel kwaliteit heeft als de buitenlandse. Dat boek is in 1983 verschenen, na de dood van mijn moeder. Ook zij is op jonge leeftijd overleden, 64 jaar oud. Toen ze hoorde dat ze kanker had, zei ze tegen mij: ‘Dat is mijn straf. Voor dat ik jullie verlaten heb.’ Ik heb veel verdriet gehad van haar dood. Gelukkig heb ik haar nog wel kunnen vertellen dat ik het boek aan haar zou opdragen. Ik beschouw het nog steeds als een hoogtepunt in mijn loopbaan.”

,,Vervolgens zijn Daan en ik met de galerie naar de Spiegelgracht verhuisd. Want ik wilde nóg groter en nóg meer in de loop. Al die jaren heb ik boven de winkel gewoond. In het begin was de winkel heel leeg, maar allengs werd het steeds voller. Als ik bij veilingen inkocht, was er nauwelijks concurrentie. Soms was ik de enige die bood. Anderen – musea bijvoorbeeld – hadden er minder geld voor over. Als ik twijfelde, zei Daan: ‘Wil je ’t hebben? Geloof je erin? Dan kopen we het.’ Ik werd door hem gesterkt. Hij zei: ‘Je kunt alles bereiken, als je er maar in gelooft.”

,,Toen Daan overleed in 1989 dacht ik eerst: ik ga stoppen. Hij maakte zo’n onlosmakelijk deel uit van het bedrijf. Al twee jaar wisten we dat hij dood zou gaan. Hij heeft in die tijd die hem restte nog van alles geregeld. Hij zei: ‘Je gaat wel je rijbewijs halen!’, en pakte de telefoon: ‘Meneer Leidelmeijer komt twee keer per week bij u autorijles nemen.’ Hij heeft geregeld dat ik zijn taken leerde doen. Me helemaal klaargestoomd voor het moment dat hij er niet meer zou zijn.”

,,Hij kon in mijn kleren op het laatst. Hij heeft niet kunnen accepteren dat hij dood ging en was heel boos. Omdat ik het dichtst bij hem stond, werd alles op mij afgereageerd. Even later deed hij er weer alles aan om  het goed te maken. Ik heb hem tot het laatst verpleegd. Zijn moeder zei: ‘Hou je het nog wel vol’, en: ‘je krijgt een plaatsje in de hemel later.’ Misschien was dat m’n Indische ik, dat flegmatische. Je kunt je verplaatsen in iemand, maar ik wist waarom. Een ander had het niet genomen hoor, die was weg gegaan.’

‘You’re a living legend’
Ondanks de zware slag heeft Frans zich na de dood van Daan nog meer waargemaakt.

Frans: ,,Na de eerste schok dacht ik: ik moet toch verder. Ik moet bewijzen dat ik het ook zonder hem kan.”
Enkele hoogtepunten: in 1990 wordt hij gevraagd voor het tv-programma Tussen Kunst en Kitsch en hij krijgt een lintje in 1997 vanwege zijn rol als internationale pleitbezorger van de Nederlandse Nieuwe Kunst. 

Daan werkte aanvankelijk bij de Nederlandse Basalt Maatschappij, waar hij een reken- en computercentrum opzette. Met zijn partner publiceerde hij in 1983 een boek over de kunstperiodes en kunststijlen, waarmee als pioniers anderen de ogen er voor openden: Art Nouveau en Art Deco in Nederland: ‘Verzamelobjecten uit de Nederlandse toegepaste kunst 1880-1940′. Gerrit Komrij schreef een voorwoord.  Op 16 mei 2006 liet Leidelmeijer zijn collecte veilen bij Christie’s. Hij verkoopt alleen nog via internet.