Bach en 1711

‘ Zodra Bach hoforganist werd, begon hij met het aanleggen van een gebundelde collectie korte orgelkoralen, gebaseerd op de voornaamste melodieën van het lutherse liedboek’, zo schrijft Christoph Wolff in zijn prachtige biografie. Na 1720 zal deze verzameling de titel Orgelbüchlein krijgen. In Weimar komen ook de nodige vocale werken tot stand. Vóór 1714 zijn dat onder andere de geestelijke solocantates Widerstehe doch der Sünde (BWV 54) als ook Mein Herze schwimmt in Blut (BWV 199). Het kamermuziekstuk Fuga in g voor viool en basso continuo (BWV 1026) komt ook in deze periode tot stand. Verder voert hij werk van anderen uit, zoals van Telemann. En waarschijnlijk met Goede Vrijdag in 1710, 1711 of 1712 de Markus-Passion van Friedrich Nicolaus Brauns, verbonden aan de kathedraal van Hamburg.

1711 is het jaar dat de Friese stadhouder Johan Willem Friso jammerlijk om het leven komt. Hij is onderweg van Friesland naar Den Haag om een geschil over de erfenis van koning-stadhouder Willem III met zijn rivaal Frederik van Pruisen tot een goed einde te brengen. Op 14 juli wordt bij Moerdijk de oversteek gemaakt van het Hollandsch Diep. Het weer is goed, maar de komst van een flinke bui dreigt. De prins blijft in zijn koets die verscheept wordt met een vissersvaartuig. De boot is bijna bij Strijensas aan de overkant, de bui is tot nu toe uitgebleven en de prins verlaat al vast zijn koets. Plotsklaps wordt de boot door een grote windvlaag overvallen. De schipper houdt het zeil niet, de boot helt en maakt water. Alle opvarenden slaan overboord. De prins klemt zich vast aan een kamerheer die op zijn beurt de kruk van de koets vasthoudt. Maar een golf overspoelt de prins die los moet laten en meegesleurd wordt, evenals de kamerheer. Beiden verdrinken, de overige opvarenden kunnen worden gered. Acht dagen later pas wordt het lijk ter plekke gevonden. Het duurt nog ruim zeven maanden alvorens de nog geen 24 jarige prins wordt bijgezet in de grafkelder van de Friese Nassau’s in de Grote Kerk van Leeuwarden. Een paar maanden na zijn dood, op 1 september, wordt zijn zoon geboren, die als Willem IV de eerste erfstadhouder van de Republiek der Verenigde Provinciën zou worden. Hij zou zich ontpoppen als een vreedzaam en minzaam mens, die met een zwakke gezondheid moest kampen en een rugvergroeiing. Hij trouwde na twaalf jaar van onderhandelen met Anna van Hannover, leerling van Händel. Hij beschouwde haar zelfs als zijn beste leerling. Hij componeerde ter gelegenheid van het huwelijk de serenate Il Parnasso in Festa en voor de huwelijksinzegening het anthem op een tekst van Anna zelf This is thé day that thé Lord hath made. 

http://www.youtube.com/watch?v=SIwH0jflzac

Op  dezelfde 1 september wordt  in Engeland- Londen William Boyce geboren, die zou uitgroeien tot de belangrijkste componist van Engeland in de 18e eeuw en de latere stad