Literaire wandeling Bussum-Baarn

Toen ik begin September 1893 mijn eerste woonhuis te Baarn betrok, hadden Van Eeden en ik afgesproken elkander wel te bezoeken met een voetreis van Bussum naar Baarn of omgekeerd, waarvan de een helft zich dan zoude voltrekken op de heide tussen Baarn en het Sint Jans Kerkhof bij Laren. Wij zouden ook elkaar wel tegemoet lopen, elkaar ontmoeten ter hoogte van het Sint Jans kerkhof en dan te zamen in de een of in de andere richting verder loopen.

Een citaat uit Van Deyssels Gedenkschriften. Dit citaat neem ik over uit het aardige boek van Ronny Boogaart en Eric de Rooy: ‘Het beste mijner paradijzen’ – Wandelen door het Gooi met Van Eeden, Van Deyssel en anderen. (Bas Lubberhuizen, 2011). Al eerder maakte ik een wandeling uit hun boek, door Bussum.

Ik fiets naar station Bussum-Zuid, parkeer hem aan de kant van de Ceintuurbaan tussen vele andere rijwielen en start door de rotonde over te steken. Over een wandelpad langs een vijver met spuitende fontein, rechts af buigend langs flats naar de Lange Heul, het begin van een nieuwbouwwijk uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Die sla ik links af in en loop door tot de Laarderweg, waar ik rechts af ga. Bij de Lidl een flesje water gekocht, want het zonnige weer zal mede voor dorst onderweg zorgen. Ik bereik de Bussumerheide, neem het fietspad richting Laren, maar ga al snel rechtsaf om bij een hek de heide op te gaan Op een bankje onder een eikenboom lees ik uit het boek, geniet van weer en uitzicht en rook een sigaartje.

Een van de voornaamste redenen van Van Eeden om naar Bussum te verkassen is de nabijheid van heide. Het is terugkeer naar de tijd van zijn jeugd, de natuur bij Haarlem. Weliswaar woonde hij in duinlandschap, wat hem zeer bekoorde, maar ook heide trok hem aan. In tegenstelling tot zijn vader, Frederik sr, die zich al vóór Jac. P.Thijsse en Eli Heimans zich bekommerde om de natuur. Hij is het die de term ‘natuurmonument’ munt. Maar van heide moest hij weinig hebben. Heide was een plek waar in ‘vuile kotten’ armoede geleden werd en die ontgonnen moest worden tot bloemen- en moestuinen. Bij de ‘oude’ Van Eeden hoor je nog dat ‘heide’ de plek van en voor ‘barbaren’ was oftewel ‘heidenen’.

Na de korte stop nemen we weer de benen en steken de Bussumerheide over, met na driehonderd meter een hek dat het gebied begrenst waar Schotse Hooglanders grazen. Hou ze op afstand, wordt gewaarschuwd. Niet ten onrechte, want hun onberekenbaarheid kan gevaarlijk zijn.

De hei is niet alleen een plek waar Van Eeden graag wandelde, maar waar hij ook graag lag te lezen, in het werk van Shelley bijvoorbeeld. Ik loop gestaag door, stuit op vriendelijke groetende tegenliggers en op twee van die groot gehoornde grazers, die mijn pad kruisen en dat van twee lange jonge vrouwen en hun vrolijke doeshond. De grote beesten ervaren ons niet als hinderlijk en blijven kalm door grazen.

Uit het boek van Boogaart c.s.:

Op tweede kerstdag 1918 wandelt Van Eeden met Jacob Israel de Haan over de heide naar Laren. Vermoedelijk vergezelt hijDe Haan op weg naar het huis van diens zus Carry van Bruggen, want Van Eeden wandelt alleen terug naar Bussum. De stemming is bedrukt: De Haan heeft besloten voorgoed naar Palestina te vertrekken. Hoewel Van Eeden noch over homoseksualiteit noch over Joden erg positief geschreven heeft, is De Haan, die allebei tegelijk is, toch een van zijn weinige overgebleven vrienden.

Van Eeden zelf in zijn Dagboek: Ik was recht bedroefd omdat de trouwe vriend mij verlaten gaat.

Op 30 juni 1924 wordt De Haan in Jeruzalem vermoord.

Ik kom bij een lange, lange zandweg en fietspad met weerszijden bomen, Nieuwe Crailoseweg geheten. Maar wij noemden het in het Gooi ‘Gebed zonder End’. Vijf jaar lang zat ik op de Kweekschool in Utrecht en fietste samen met m’n achternicht naar station Hilversum. Maar deze route namen we nooit: te saai, want te lang. Ik steek over en de heide die dan volgt is de Westerheide en bereik uiteindelijk restaurant La Place aan de Hilversumseweg. Aan de overkant het Geologisch Museum en daarnaast en erachter het Sint Janskerkhof.

Het museum is helaas gesloten. Ik loop er links om heen en zoek de ingang van het kerkhof. Het oog valt direct op de neogotische kapel uit 1892. De glas in loodramen komen uit de voormalige kapel van een jongensschool in Laren, thans RK.basisschool voor jongens en meisjes. Het beeld van St.Jan stamt uit 2002. In dat jaar werd ook het monument ter gedachtenis van ongedoopt gestorven kinderen opgericht, een initiatief van pastoor Jan.J.Vriend.

Lang werd gedacht dat op deze plek al heel vroeg een St.Janskapel stond, maar dat is een vergissing. Er stond wel een godshuis, maar die was zoals zoveel kerken in het Gooi gewijd aan St. Vitus. Het was zelfs een kerk. Het was de Naardense rector van de Latijnse school die voor verwarring heeft gezorgd. Hij noemde in 1564 de kerk een kapel , gewijd aan Sint Jan de Doper. Aan hem was een kapel gewijd, maar die stond sinds 1520 in het dorp, thans Johanneskerk genoemd. Uit de vondst van een steen uit omstreeks 1275 is gebleken dat in ieder geval toen al een kerk op deze hoogte stond. Volgens Judith Schuif op een plek van een vroegere heidense offerplaats, benevens dodenakker. Vanuit de omgeving werden de doden er heen gevoerd. De wegen, waarvan sommigen nog als zandwegen over de heides lopen, werden dodewegen genoemd. Deze kaarsrechte wegen, zoals ik zelf er één gelopen heb, zouden ook in de christelijke tijd gebruikt zijn om de doden naar de Kerk op de hoogte te brengen. Dat is meer mythe dan werkelijkheid, omdat diverse dorpen al zelf kerken hadden waar de doden begraven konden worden. Vast staat slechts dat de Laarder katholieken hier hun doden begroeven en sinds de 18e eeuw ook die van Bussum, nadat ze een noodkerk hadden gesticht. In 1806 werd in Laren de Broederschap van Sint Jan opgericht. Zij stelde zich als taak een jaarlijkse bedevaart naar het Sint Janskerkhof te organiseren. In 1822 wordt deze van regeringszijde erkend, zodat deze overdag gehouden kan worden. Jaarlijks vindt deze processie plaats rond of op de langste dag of rond de St. Jansdag, 24 juni. Sinds 1886 is het tevens een sacramentsprocessie, omdat Sacramentsdag samenviel met Sint Jansdag. Het is de enige processie over de openbare weg boven de grote rivieren.

In 1897 wandelt Van Eeden naar het kerkhof voor de processie, maar volgens zijn dagboek valt het tegen: ‘Het was een lelijk en treurig gezicht’ Twee jaar na zijn doop (1923) verdriet het hem dat hij niet naar de processie kan.

Een lage omheining scheidt het St.Janskerkhof van de Algemene Begraafplaats, maar door een hekje kun je deze met gemak betreden. Het is dus het kerkhof, waar Carry van Bruggen begraven ligt. En nog een aantal bekende vaderlanders. Als daar zijn Jacob Blokker (1942-2011), de man van de beroemde keten; Bert Haanstra (1916 -1997), onze meest beroemde cineast; Nap de Klijn (1909 – 1979) bekende violist; de tester, schilderes en tekenares Wally Moes; Joop Stokkermans (1937-2012), componist, pianist en Fiep Westendorp (1916-2004), tekenares bij het werk van Annie M.G.Schmidt.

Terwijl steeds meer mensen in stemmige kleding onder een stralende zon het kerkhof op komen voor een aanstaande graflegging, wandel ik het kerkhof af en ga linksaf om spoedig op de Zuiderheide te belanden. Het pad klimt enigszins en op de top van het zandduin heb ik een prachtig zicht op de heide. Op een paar meter links raast het verkeer van de A1. Ik daal af tot een fietspad die links me bij theehuis ’t Bluk brengt. Een uitspanning met een lange geschiedenis. Van Eeden kwam er ook al, met de fiets, te voet; met zijn zonen of met zijn Tsjechische vertaler Milos Seifert. Bij het theehuis rechts af over een moeizaam te beklimmen zandduin, tot een hek rond een beschermd stuifzandgebied en dan links. Blijkens een informatiebord bevind ik me op de Oude Postweg, die volgens een kaart in 1846 hier lag, wellicht de voorloper van de A1. Waar bos begint en het hek naar rechts buigt rechtdoor. Op een bankje rust een echtpaar, hun grote rugzakken afgelegd. Ze blijken te oefenen voor een forse wandelvakantie in Lapland. Even later rechts een moderne schaapskooi, met juist geworpen lammetjes.

Doorlopen tot aan de autoweg die onderlangs de A27 loopt. Rechtsaf, langs een padden- en salamanderpoel. Deze weg komt uit op de weg van Hilversum naar Baarn. Een stukje langs die weg en in een bocht is daar de ingang tot Amerpoort, een instelling voor mensen met een verstandelijke handicap. Een druk op een groene knop en het hek zwaait langzaam open. Ik loop over de hoofdweg van de instelling met talrijke gebouwen en groot hoofdgebouw. Wederom een druk op een knop en ik ben weer buiten de Amerpoort en direct op een ellenlange door bomen omzoomde grindlaan die naar Kasteel Groeneveld leidt. In de 17e en 18e eeuw zochten rijke Amsterdammers naar buitenplaatsen om er de zomers door te brengen. In het Gooi, in ’s Graveland, langs de Vecht en in het Kennemer gebied zijn nog talrijke voorbeelden daarvan te zien. Andries Mamuchet (1575/76- na 1638), telg uit een koperslagersfamilie, gevlucht uit Frankrijk om religieuze redenen, kwam te wonen op een hofstede bij Baarn. Zijn ongetrouwde zoon Marcus laat in 1710 op het terrein van een oude hofstede een vierkant verblijf bouwen, nu het middengedeelte van het huidige hoofdgebouw, met daarnaast een koetshuis en een oranjerie. De volgende bewoner is Cornelis Hasselaar, daarna Pieter Cornelis Hasselaar, burgemeester van Amsterdam en heer van de ambachtsheerlijkheid Eemnes-Binnen en Eemnes-Buiten en tevens directeur van de Bank Courant en Bank van Lening. Hij moet het kasteel verkopen, maar koopt het later weer terug. Van 1797 tot 1836 is het in bezit van Joan Huydecoper van Maarsseveen. Tot 1940 zijn het dames, gehuwd met een baron van Heemstra of een Taets van Amerongen die de scepter zwaaien. Dan komt het in handen van Staatsbosbeheer.