Hoeverveldpad – klompenpad bij Putten

Op 2 september in het corona-jaar 2020 parkeer ik mijn Nissan Micro van 21 jaar oud bij het station van Putten, alwaar ik een begin maak van een tocht die uiteindelijk zo’n 20 km lang zou blijken te zijn. Het pad is genoemd naar het Hoeverveld, ooit een moerasgebied, door ontginning veranderd in weidegebied. Veel sloten en slootjes spelen nog immer een belangrijke rol in de afwatering. Door het gebied stroomt de Schuitenbeek, ook van belang voor de afwatering van het Veluwe Massief. Het Hoever Maalschap beheerde eeuwenlang, tot honderd jaar geleden het Hoeverveld. Een bestuursvorm die terug gaat tot de Germaanse tijd, waarin lokale boeren, de maalmannen de ‘woeste gronden’ beheerden en ontwikkelden. In Putten waren ooit tien van die maalschappen. De naam ‘hoef’ kan verwijzen naar een boerderij oftewel hoeve of naar een landmaat, een gebied van 16 morgen. Op de Veluwe was een morgen 0,85 hectare.                                                        

Het eerste stuk is een aanlooproute, langs de oude Zuiderzeestraatweg, met behoorlijk druk verkeer zo in de redelijk vroege ochtend. Deze weg  die we na Harderwijk kennen als de oude weg naar Zwolle, is hier een oorspronkelijke kerkroute. In de 19e eeuw werd de weg bestraten en werd over deze weg gekapt hout vervoerd naar de buurtschap ‘t Oever aan de Zuiderzee, waar het hout met paard en wagen door het water naar schepen werd gebracht. In 1863 werd de spoorweg aangelegd en verloor ‘t Oever zijn betekenis als laad- en losplaats. Nu is de weg een belangrijke verbinding tussen de A28 en het dorp. Vandaar de drukte.    

Eindelijk rechtsaf, waar de weg na een paar honderd meter dood loopt. Ik moet de Schuitenbeek over met een handmatig te bedienen pontje. Aan de overkant staan een bijkans zwart paard met witte veeg over z’n kop en een schimmel elkaar te besnuffelen en te ‘kussen’, een ontroerend tafereel. Een letterlijk natuurlijke Benetton-reclame. 

De Schuitenbeek vormt de historische grens met de polder Arkemheen. De Puttense zijbeken monden in haar uit en de beek voert het water af naar het randmeer. Vanwege regelmatige wateroverlast na heftige regenval heeft het Waterschap Vallei en Veluwe een overstromingszone ingericht.

Langs een  boerencamping en over een minuscuul pad tussen sloot en maisakker, schurend langs distels, zonder distelvinken, bereik ik de onderdoorgang van de A28 en daarachter Strand Nulde. Ogenblikkelijk schiet het drama van de vondst van een onbekend meisje me te binnen, het ‘Meisje van Nulde’ daarna genoemd. Wikipedia frist het geheugen op. Delen van dit 4 jarig kind werden op 27 augustus 2001 gevonden bij Nulde, haar hoofdje een paar dagen daarna bij Hoek van Holland en in oktober daarna in het Veluwemeer een handje. Aan de hand van haar schedel werd een hoofd gereconstrueerd en werd zij herkend als de 4 jarige Rowena Rikkers uit Dordrecht. Ze bleek uiteindelijk mishandeld ten dode door haar moeder en vriend, die haar vervolgens in stukken hakte.  

Het is prachtig weer, maar de vakantie is voorbij. Er zijn wat fietsers en een moeder met kind op het strand. En een troep grauwe ganzen met daar tussen rustig en pontificaal een grote zilverreiger. Als ik nader vliegen de ganzen op en weg, de reiger blijft roerloos staan. Ik loop een pad af naar een vogelkijkhut: tafeleenden, wilde eenden, zwanen en nog meer zilverreigers. Ik keer terug , strand Nulde af en rechts naar de dijk om de polder Arkemheen. Het is een van de oudste polders van ons land, eind 14e eeuw aangelegd. Er heeft nooit ruilverkaveling plaats gevonden.  Slenken, kolken en rietmoerassen zijn een onderdeel van de polder. In moerassig gebied zie ik lepelaars, tureluurs en oeverlopers. 

Ik wandel  tot waar een polderweg de dijk aantikt en sla links af om over die weg weer richting de A28 te lopen. Links passeer ik al spoedig het Putter Stoomgemaal, gebouwd in 1886 op de fundamenten van een afgebroken windmolen. Het gemaal heeft tot 1971 dienst gedaan, het is Rijksmonument, gerestaureerd en tussen maart en november op woensdagen open voor publiek om het in originele staat te zien draaien. De Arkerheenpolder kwam regelmatig onder water te staan na dijkdoorbraken ten gevolge van heftige stormen. Zo bijvoorbeeld in 1825 en de laatste keer in januari 1916, toen ook de stad Nijkerk onder water liep. In de polder doe ik me tegoed aan een broodje en geniet van een bruine kiekendief zwevend en wervelend op zoek naar zijn ‘broodje’  Na de brug over de A28 direct rechts af, achter een benzinestation langs en dan langs weiden en mais naar Steenenkamer, een buurtschap genoemd naar de boerderijen ‘Groot Steenenkamer’ en ‘Klein Steenenkamer’. Het waren tevens herbergen, zeker in een er van, want het Arkemheense polderbestuur vergaderde altijd in herberg Steenenkamer.  Voordat ik in Steenenkamer ben over de Waterweg, de Nijkerkerstraat  (N798) over  , over de Withagensteeg, onderdeel van het Westerborkpad, linksaf de Broekmolenweg, waar ik me bij een benzinestation laaf aan een heuse cola. Weer naar de Nijkerkerstraatweg en die volgen tot aan het spoor en dan ben ik in het gebied, waar naar dit pad is genoemd.  De Hoeverveldweg, waarover brommerjongens me tegemoet stuiven en een klein stukje Stenenkamerweg en dan rechts af de Kuiterweg en die eindigt bij de Zuiderzeestraatweg, waar ik rechtsaf sla naar het Puttense station.