VOETBAL IS OORLOG?

column Nederlands Dagblad

‘Voetbal is oorlog’: een uitspraak die aan Rinus Michels wordt toegeschreven. Maar ten onrechte. Hij heeft nooit zo’n uitspraak over de ‘omheining zijner tanden’ laten komen. Wel heeft de Sfinx, een van zijn bijnamen, benadrukt dat voetbal een zaak van strijd is, van overleven. En als zodanig zou je kunnen extrapoleren dat voetbal voor hem een vorm van oorlog was.

En het is waar : voetbaljargon is doorspekt van ‘oorlogstaal’. In voetbal wordt geschoten, met scherp, of als een kanonskogel. Er heeft landjepik plaats: de ruimte van de tegenstander; er is sprake van aanvallen en verdedigen en ga zo maar door.

Zelf heb ik Van Gaal wel eens gewezen op de overeenkomst in tactiek van hem tijdens zijn glorierijke Ajax-tijd en die Clausewitz beschrijft in zijn ‘Zum Kriege’. Van Gaal haalde zijn schouders op en was verder niet geinteresseerd. Maar druk zetten, klem zetten, over de flanken aanvallen, verrassingsaanvallen toepassen, omsingelen worden allen door Clausewitz opgevoerd in zijn instructieboek voor generaals en andere legeraanvoerders.

Een beperkt speelveld ging ook op voor de plekken waar toen voor de moderne oorlogsvoering veldslagen plaats vonden. 

Al weer vele jaren lang is voetbal op een of andere manier oorlog geworden. Voetbal is een speeltje van economische en financiele grootmachten, van de rijken  machthebbers der aarde.

Toen de Champions League in het leven werd geroepen kwalificeerde Van Gaal deze terecht misprijzend als financieel gedrocht.

Toch ging hij er in mee en wij als supporters ook. Toen Ajax onder zijn leiding de vierde Cup met de grote oren won, was dat nog alsof Kleinduimpje Goliath versloeg. Ajax was toen het Volendam van Europa. Ik was er bij en ik was blij. 

Niet zo lang geleden waren we er weer dichtbij. Op zich al een unicum.

Het geld, het grote geld bepaalt wie wint; het enige aardige is dat er meerdere grootmachten zijn, maar uitschieters zoals in 1995 met Ajax is vrijwel uitgesloten.

Voetbal als een koude oorlog, waarin Adidas tegenover Nike staat, Pepsi tegenover Cola, Heineken versus Budweiser. Een oorlog die steeds vaker heet wordt op tribunes en daarbuiten en voor onsmakelijke veldslagen zorgt onder zogenaamde aanhangers.

Het huidige WK is voorlopig het absolute dieptepunt in deze ‘wereldoorlog’: tranen, zweet, bloed, levens, geofferd op het altaar van geldgewin, machtswellust, aanzien en glorie van de Infantino’s van die wereld.

Jaren lang was ik betrokken bij mijn tweede liefde Ajax, ik schreef voor haar bladen, zat in de ledenraad. Maar zag ook de club steeds onpersoonlijker worden, zakelijker. De fan nog verder gedegradeerd tot applausvee, waarvoor deze ook nog flink betalen moet. 

Bij Gerrie Mühren thuis hing een bordje met daarop duidelijk leesbaar: voetbal is plezier. De helaas aan een oorlogszuchtige ziekte te vroeg overleden voetbaltechnicus uit Volendam straalde dat ook in spel, in opvatting, in gesprek. Hij was buitenlandscout voor Ajax. Af en toe was hij bij een thuiswedstrrijd in de Arena en zat dan toevallig naast me. Hij hekelde de omgang met spelers, het gebrek aan geduld, aan menselijkheid. ’Moderne slavernij’, zei hij.

Plezier heb ik weer terug gevonden bij mijn eerste liefde, de s.v. Huizen, waar ik als tienjarig joch kwam te voetballen en waar ik jaren lang elke thuiswedstrijd aanwezig was en bij het ouder worden met een groepje in de blauwe Opel Admiraal van een tuinder  naar uitwedstrijden ging.

Vroeger menig maal landskampioen, thans in de vierde divisie na een kampioenschap vorig jaar is het een club van plezier gebleven, van directe betrokkenheid, met het eerste, met elkaar. Club als een familie, waarin uiteraard geld nodig is om het allemaal in stand te houden, zoals bij elk huisgezin, maar waarin het grote geld niet bepalend is. Sinds kort ben ik gekozen tot voorzitter; af en toe ben ik stadionspeaker. Elke zaterdag ben ik langs de lijn te vinden, uit en thuis.

Ajax raakt steeds meer naar de achtergrond. Als liefhebber ben ik thuis gekomen, heb het plezier teruggevonden.