Vorsten

Eigenlijk ben ik voor een republiek. Erfopvolging is een raar ding, een antiquiteit, een reliek. Toch ben ik blij dat er vorstenhuizen zijn, vanwege de verhalen, de entourage, de zgn. paleisgeheimen, waarnaar het gissen is en uitermate geschikt als praat bij de borrel. Mits politiek gezien formeel flink achter de gouden koorden en in de gouden kooi – helaas voor hen – hou ik vooral van vorstenhuizen die niet te gewoon worden, maar opvallen in excentriciteit. In Celle vond ik vorig jaar een heerlijk boekje van de hand van Alexander von Schönburg met als titel ‘Alles über Könige – was Sie schon immer wissen wolten, amber die zu fragen wagten’.  Alexander, geboren op 15 augustus 1969 in Mogadishu (Somalië), is een royalist-journalist die zelf de titel van graaf von Schönburg-Glauchau draagt en getrouwd is met Irina, prinses van Hessen. Zijn moeder is een Hongaarse gravin uit het huis Széchenyi. Middels zijn vrouw is hij verwant aan het Britse koningshuis – zijn vrouw is achternicht van Philip en Elisabeth en samen hebben ze in John Churchill, de 1e hertog van Marlborough een gemeenschappelijke voorvader. Hij kent dus de wereld van adel en vorsten van binnenuit. 

Hij begint zijn boek met een anekdote over koningin Mary, de grootmoeder van de huidige koningin van Engeland. Zij was gewoon aan haar ( ook-adellijke) onderdanen te vragen ; ‘hoe gaat het met uw arme moeder?’ Of: ‘hoe gaat het met uw arme dochter? etc. Altijd dat adjectief ‘arm’. Hoezo? Volgens Queen Mary was iedereen arm, die niet van koninklijke bloede was. De schrijver ervoer dat zelf op de vooravond van het huwelijk van prins Edward met Sophie Rhys-Jones. Edward had afstand gedaan van de troon en dus was zijn huwelijk puur een familieaangelegenheid. August was vanwege zijn vrouw mede uitgenodigd. Dat was zijn ‘geluk’. Als journalist zou hij er nooit bij hebben kunnen zijn. Er is geen beroepsgroep die door het huis Windsor zo als minderwaardig wordt gezien als die van de journalistiek. Dat geldt met name prins Philip. Bij een bezoek aan de beroemde apenrots in Gibraltar zei deze, hard genoeg om door de journalisten gehoord te worden: ‘Welnu, wie zijn hier de apen, wie de reporters?’ En bij een staatsbezoek in Pakistan viel een fotograaf van de ladder, vanwaar hij een mooie foto in gedachten had. Philips commentaar: ‘Hopelijk heeft hij zijn nek gebroken’. 

Enfin, op genoemde avond komt de schrijver naast de koningin te zitten. Alexander en Irina zijn niet zo lang geleden getrouwd en de queen wil duidelijk weten wie via haar achternicht de familie is binnengekomen. Een lakmoesproef. Zelfs machtige staatslieden verkrampen en beginnen te stotteren als ze oog in oog staan met de queen. Alexander heeft het gevoel voor het jongste gericht te staan, maar een paar martini-cocktails helpen hem enigszins van zijn zenuwen af. Maar dan blijkt dat Elisabeth totaal geen aandacht aan hem besteedt. Geen woord, zelfs geen blik. Halverwege de maaltijd verandert dat. Terwijl aan andere hoven je je onderhoudt met je directe disgenoten zowel ter rechter- als ter linkerzijde, gaat het bij het Engels koningshuis zo dat je eerst je onderhoudt met je buurman/buurvrouw ter rechter zijde en dan ter linkerzijde. Van het gesprek herinnert hij zich door zijn toestand van een shock niets meer. Van een gesprek met prinses Anne, de oudste dochter van de queen, bekend als mensenhater, herinnert hij zich de avond doorkwam door alleen maar over paarden te praten. Haar vader zei ooit over haar dat het enige wezen waarvoor Anne iets voor over heeft ‘hooi kauwen, vier benen hebben en winden laten’. Overigens zijn het ook de vorsten en zeker de queen die in pijnlijke situaties redding brengen. Alexander geeft het voorbeeld van de vrouw van generaal De Gaulle, samen op bezoek tegen het einde van zijn ambtsperiode. Aan tafel vraagt iemand aan mevrouw De Gaulle waar ze zich op verheugt als haar president af is. Zij antwoordt met een sterk Frans accent: Ä penis! De hele tafel valt stil, zelfs de lakeien blozen. Dan redt de dan jonge queen de situatie en zegt droogjes: ‘Ah, happiness’.               Het zijn dit soort anekdotes en wetenswaardigheden die het boek zo heerlijk maken om te lezen en waarom vorstenhuizen toch maar even moeten blijven.