Herzien en weerzien

Op naar de Nicolaikerk in Utrecht, die heerlijk ruime middeleeuwse kerk met het schitterende Markussenorgel. Ik ronkte er heen met een 25 jaar oud Peugeootje, een leenwagentje van de garage waar mijn eigen Nissan Note een grote operatie moest ondergaan. Geen autoradio, geen cd-speler of cassettedeck, ik was alleen met me zelf en dat gaf ruimte in het hoofd voor overpeinzing en het was schitterend weer. In de buurt van Noordeloos wel tien grote zilverreigers in een weiland en in een ander grasland twee ooievaars. Het was druk op de weg en in Utrecht zelf, stad waar ik heb gestudeerd en gewoond, trad vertraging op vanwege de schijnbaar nooit eindigende operaties van grootschalige stadsvernieuwing. Zoals altijd als ik in de prachtstad moet zijn parkeerde ik in de grote grage bij de Springweg. Het was inmiddels kwart voor vier en om vier uur zou het beginnen in de Nicolaikerk. Ik probeerde met de nog immer stijve rechter nieuwe knie flink door te stappen, een stuk over de Oude Gracht en dan via de Lange Viestraat naar het godshuis om de hoek van het vroegere museum. Ik keek op m’n horloge: zou ik het wel halen? Ik besloot de eerste de beste auto die achter me aan kwam aan te houden voor een lift, weliswaar een korte, maar wel nodig, oordeelde ik. Ik hoorde achter me een auto naderen, draaide me om en keek op een ambulance. Beter kon niet; ik hield hem aan en mocht instappen. Keurig werd ik voor de deur van de kerk afgezet. Juist op dat moment kwam de vrouw van Jan de Vlieger aanlopen en ik zie haar verbaasd kijken. Een uitleg is op z’n plaats. Jan de Vlieger is de oorzaak van mijn tocht naar de kerk. Jan de Vlieger is niet alleen vriend en collega in Vught, maar ook de bedenker en eigenaar van Skandalon, een uitgeverij die prachtig vormgegeven en uitstekende boeken op de markt brengt op gebied van theologie en het grensvlak van kerk en cultuur. Skandalon is ook de uitgever van de Naardense Bijbel, een unieke vertaling uit het brein en van de hand van ds. Piet Oussoren, waar hij dertig jaar aan heeft gewerkt en in 2004, tegelijk met de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbel Genootschap uitkwam. Deze prima vertaling heet zo, omdat er foto’s van de plafondschilderingen van de Grote Kerk in Naarden zijn opgenomen. Nu tien jaar later presenteert de uitgever een herziening, die in zakformaat wordt aangeboden. En weer is ook het Bijbel genootschap met een nieuwe vertaling op de markt gekomen: de Bijbel in gewone taal. En wederom  geen groter tegenstelling in vertaalopvatting en uitkomst. Toch geeft Oussoren- die samen met zijn vriend, die zijn redacteur was en toeverlaat , deze bijeenkomst heeft vormgegeven – een statement af, waarin die tegenstelling wordt gebagatelliseerd. Op de katheder, van waar achter toespraken worden gehouden hangt een poster af in de stijl en met een knipoog naar de posters van de Remonstrantse Kerk die je op stations kunt vinden, waarop een foto van Piet en de tekst: mijn god houdt van vele en verschillende bijbelvertalingen. Piet is een aardige en ruimhartige collega die beslist zich niet wil aanmatigen een betere vertaling te hebben geleverd dan anderen. En toch is het wel zo. Dat maakt Klaas Smelik, hoogleraar Bijbelwetenschap en jodendom te Gent, duidelijk in een inspirerend en doorwrocht betoog. de Hebreeuwse (O.T.) en Griekse (N.T.) bijbel is geschreven in een taal die al voor de tijd waarin het geschreven was bijzonder en afwijkend was terwille van liturgie en een speciale boodschap; het is constructie en compositie en dat vraagt om een navenante vertaling, die nooit  om recht te doen aan het oorspronkelijk ‘gewoon’ kan zijn. Niet alledaags, omdat het origineel voor toen al niet alledaags was. Zijn stelling kreeg min of meer ondersteuning van Bob Becking, emeritus hoogleraar Oude Testament die Piet ondersteunde bij de herziening door als een grensrechter steeds z’n vlag op stak, waar hij fouten zag. Het beeld ontleen ik aan Becking zelf. Verder werd er die middag genoten van stukken uit de Vespers van Rachmaninow door het Borodin Octet en van Euwe de Jong die op het Marcussenorgel variaties van Jan Zwart op een Vaste Burcht speelde. Door verschillende lectoren werden stukken uit de herziene vertaling gelezen, Huub Oosterhuis las een psalmbewerking van eigen hand en ik mocht een stuk lezen uit de Naardense Bijbel op z’n Bussums, een poging van Piet tot zgn. gewoner taalgebruik met zoveel mogelijk recht doen aan het oorspronkelijk en waarin responsies van de goegemeente zijn opgenomen. 

Behalve een middag van herzien was het ook een middag van weerzien. Ik ontmoette diverse collega’s en andere bekenden, maar het meest bijzondere was de ontmoeting met Ad Alblas. Hij is al jaren als predikant verbonden aan de Hooglandse Kerk in Leiden, maar jaren en jaren had ik hem niet gezien, terwijl wij vroeger samen vanuit Huizen naar Hilversum fietsten en samen de trein namen naar Utrecht voor de vooropleiding theologie, de lessen Latijn en Grieks van dr. Weiland. Voordat we op onze stalen rossen klommen gingen we eerst een half uurtje zwemmen, althans in de warmere maanden. Ads vader was toen predikant in mijn geboortedorp. Na onze theologiestudie scheidden onze wegen zich, ik werd predikant in Vreeland, kwam daar uit de kast en verdween naar Wieringen. Ad was intussen predikant geworden van de Emmakerk in de Amsterdamse Watergraafsmeer. Toen ik in Wieringen in een geloofscrisis belandde en ik de kerk verliet hielp Ad me aan een woning boven een schoenenzaak in genoemd stadsdeel. Daar was ook Jan van Oostrom predikant, een van de eerste slachtoffers van aids en bij mijn weten de enige predikant die aan die ziekte overleed. Ad scheidde van het meisje dat hij in Huizen had leren kennen en een dochter was van vrienden van mijn ouders en verkaste naar leiden. En wij verdwenen uit elkaars leven. Om elkaar nu in de Nicoalikerk opnieuw te treffen. Leiden is voor mij de stad waar ik getrouwd ben door een predikant die later een eind aan zijn leven maakte en voor Ad de stad, waarin een zoon tot de islam overging. Samen lezen ze de Koran en de zoon moet niets hebben van al die radikalinski’s die afreizen naar IS of er op z’n minst achter staan. In het duister snorde ik weer terug naar Ossendrecht, voldaan en geïnspireerd.