Category Archives: Muziek

Zangers (m/v) – 14 – Teresa Berganza.

266px-TeresaBerganza Ze mag dan 79 jaar zijn, maar nog immer geeft de mezzosopraan masterclasses – de foto hiernaast laat dat zien – en ze treedt nog op, voornamelijk in Spanje en Zuid-Frankrijk. Op 16 maart 1935 werd ze geboren in de Spaanse hoofdstad als Teresa Vargas. Ze studeerde piano en zang op het Koninklijk Conservatorium in Madrid en won in 1954 bij haar afstuderen de eerste prijs voor zang. het jaar er op maakte ze haar concertdebuut in Madrid. In 1957 maakte ze haar operadebuut als Dorabella in Mozarts Cosi fan tutti op het festival van Aix-en-Provence. In dat jaar trouwt ze met de pianist Felix Lavilla en treedt ze voor het eerst op in de Scala van Milaan. Het jaar er op volgde Glyndebourne en weer een jaar later Covent Garden. In 1967 wordt ze voor het eerst gehoord inde Met in New York als Cherubino in Le nozze di Figaro. De Mozart-opera’s en het Italiaanse belcantorepertoire maken haar wereldwijd bekend, maar ook Spaans repertoire, waaronder werk van De Falla en zarzuela’s. Met recitals begint ze in 1964 in Carnegie Hall in New York, met veelvuldig haar man als begeleider. In 1977 scheidt ze van hem. Ze zong bij de openingsceremonie van de Olympische Zomerspelen 1992 in Barcelona en in 1994 was ze de eerste vrouw die gekozen werd voor de Spaanse Academie van de Kunsten.

Zangers (m/v)- 13 – Michael Chance

Michael Chance is een vermaarde countertenor, die op 7 maart 1955 in Penn, Buckinghamshire wordt geboren. Muziek wordt hem thuis met de paplepel ingegeven en al tijdens z’n jeugd zingt hij in koorverband. Hij is een jongen van Eton en studeert Engels aan het King’s College in Cambridge. Daarna krijgt hij zangles van Rupert Bruce Lockhart. Zijn eerste openbare optreden was tijdnes het Buxton Festival in Giasone van Cavalli. Daarna volgden performances in Lyon, Keulen en drie seizoenen bij Kent Opera. Zijn ster rijst snel en en krijgt wereldwijde uitstraling. Hij ontwikkelt een breed repertoire tot nu toe, waarbij ook modern werk niet schuwt. Ton Koopman contracteerde hem voor de opname ban alle cantates van Johann Sebastian Bach met zijn Amsterdam Baroque Orchestra.

Zangers (m/v) – 12 – Olga Averino

220px-OlgaAverino-1933  Een Russische sopraan die op 15 november 1895 in Moskou wordt geboren. Haar vader was violist en directeur van het Keizerlijk Conservatorium in Rostov. Haar moeder peetdochter van Tsjaikovski en pianiste. Zij zelf peetdochter van de broer van de componist. Op haar vijfde krijgt ze al pianoles en ze groeit op in een omgeving van concerten, repetities en muziekvrienden van haar ouders, zoals de componisten Skrjabin en Rachmaninoff. De Russische Revolutie brengen haar en haar man, de violist Paul Fedorovsky en dochtertje Irina tot een vlucht naar het buitenland. Via Siberië en Vladivostok bereiken ze China. Het is een tocht met ontberingen vanwege vechtende troepen en honger. In 1924 komen ze aan in New York. In Rusland had ze al naam gemaakt als operazangeres. En op haar 23e kreeg ze tuberculose met de voorspelling nog maar drie jaar te zullen leven. Een voorspelling die gelukkig voor haar waardeloos bleek. In 1925 verhuist het gezin naar Boston, waar haar man een baan had gekregen bij Boston Symphony Orchestra. Ze wordt daar herenigd met haar vader, die ook een plek in dat orkest had gevonden. Zelf legt ze zich toe op recitals en oratoria en treedt op in diverse steden door heel USA. Het meest zong ze in de Town Hall in New York City. Aanbiedingen voor buitenlandse tournees moet ze helaas afslaan, omdat haar verblijfsstatus vertrek uit de Verenigde Staten niet toestaat. Op zesenzeventigjarige leeftijd zingt ze haar laatste complete recital en daarna legt ze zich helemaal toe op lesgeven, wat ze al in China deed en naast haar zangloopbaan in Cambridge, Massachusetts en Vermont. Ze was een uitzonderlijk pedagoge met een ijzeren geduld en begrip en ruime aandacht voor de persoonlijke problemen van haar leerlingen. Ze hamerde op bescheidenheid en rekening houden met de ander, zoals de componist, maar ook in het dagelijks leven. In haar masterclasses zong ze nog vaak voor tot een jaar voor haar dood op 17 januari 1989. Ze is dan drieënnegentig. Op You Tube is een tweedelige film over haar te vinden , gemaakt door haar kleinzoon, Michael Lasoff.

 

 

Zangers (m/v) – 11 – Laurens Bogtman

Bogtman-Laurens-01[1963]  Ik verbeeld me dat ik Laurens Bogtman nog heb horen zingen in de Grote Kerk in Naarden in een Mattheus-Passion olv Anton van der Horst. Tijdens mijn periode op de Mulo (1961-1965) en de Kweekschool (1965-1970) was ik bevriend met Lukas Kruijmer, onlangs als Gereformeerde Bondspredikant  met emeritaat gegaan. We hadden een vriendengroepje van vier en om beurten kwamen we na een gezamenlijke wandeling bij elkaar aan huis voor avondboterham en ontspanning. Bij Lukas was dat altijd het beluisteren van klassieke muziek. Het virus sloeg daar bij me over. Bij twee van ons deed klassieke muziek niet zo veel dan een zekere welwillendheid in het besef dat de komende zondagavond besteed werd aan spelletjes of zo maar wat kletsen. Dankzij Lukas kwam ik ook in Naarden. De eerste uitvoering was nog onder leiding van Van der Horst en daarna olv Charles de Wolf. Bij Van der Horst zong altijd Laurens Bogtman de Christus-partij en Guus Hoekman de bas-aria’s. Ik koester een grammofoonopname op cd overgezet van zo’n briljante Van der Horstuitvoering, die toen al de eerste stappen zette richting authentieke uitvoering. Wat blijkt uit z’n tempi en o.a. gebruik van een gamba, gespeeld door de legendarische Carel van Leeuwen Boomkamp, telg uit een Indische plantersfamilie. Bogtman werd geboren op 8 februari 1900 in het Noordhollandse Oudkarspel als zoon van een verffabrikant en begon een serieuze zangstudie op dertigjarige leeftijd. Tijdnes zijn lagere schooltijd in Hilversum zong hij in een kinderkoor. Zijn vader zag in hem zijn opvolger en daarom bezocht hij in Amersfoort de Middelbare Handelsschool, maar hij bleek meer talent voor tekenen te hebben en kwam zo in het glazeniersatelier van een broer van zijn vader in Haarlem terecht. Hij is dan zestien jaar en neemt voor het eerst zanglessen, die hem zo teleurstelden dat hij er mee stopte. Al snel vertrekt hij weer naar Hilversum om in 1918 een atelier voor kunstnijverheid te beginnen met zijn twee zussen. Hij is vaardig in potten bakken, edelsmeden, emailleren, weven, batikken en meubeldecoratie. Op de wereldtentoonstelling van 1925 in Parijs behaalt hij zelfs een ziveren medaille. In 1918 neemt hij weer zangles, bij Max Kloos en pianoles bij diens vrouw. Maar ook weer zonder echte vooruitgang en tot werkelijke bevrediging. Pas in 1930 besluit hij zich op de zangkunst toe te leggen en omdat Cornélie van Zanten in den Haag hem afwijst vanwege naar haar zeggen z’n ‘piepstem’ vertrekt hij naar München. Daarna studeert hij  in Berlijn, Wenen en bij Aaltje Noordewier-Reddingius, een beroemde sopraan. Na twee jaar studie maakt hij al z’n debuut bij de Köllner Bachverein en volgt een imposante loopbaan die hem niet alleen in ons land, maar ook in Duitsland, Engeland, Oostenrijk, het Verre Oosten en in Afrika bekendheid geeft. In 1932 zingt hi ook voor het eerst de Christus-patij onder Van der Horst in den Haag. In 1938 treedt hij op tijdens het Salzburg Festival. Hij zingt veelvuldig met het Concertgebouworkest olv Willem Mengelberg. Na de oorlog klinkt z’n welluidende bas opnieuw in ons land, in België, Frankrijk en Denemarken. In dat land overlijdt hij op 10 november 1969.  Vanaf 1962 was hij docent in Kopenhagen en woonde daar. Bogtman zong gedurende 35 jaar meer dan zevenhonderd maal in een Mattheus of Johannes, met tussen 1949 en 1963 jaarlijks de Christus in Naarden. Hij kende ook een uitgebreid liederenrepertoire, voor de oorlog met Hans Schouwman op de piano en er na met Felix de Nobel. Schubert, Loewe, Wolf, Fauré, Ravel, Britten, Debussy, noem maar op, hij beheerste het allemaal. Van zijn indrukwekkende Winterreise van Schubert verscheen een grammofoonplaat. Hij gaf ook grotere bekendheid aan het werk van Alphons Diepenbrock. Tijdens de bezetting bleef hij optreden en richtte met Corrie Bijster, Roos Boelsma en Frans Vroons in 1942 het Nederlands Vocaal Kwartet op. Na de bevrijding sprak de Eereraad voor de Muziek hem vrij. Aafje Heynis en David Hollestelle behoorden tot zijn leerlingen. Op You Tube is helaas niet veel van hem te vinden. Hieronder een lied, het Te Deum van Diepenbrock, waaraan hij meedoet en een filmpje over een straat in Hengelo (OV), naar hem vernoemd.

Frans Brüggen en Christopher Hogwood

266px-Frans_Brüggen_(1969)

Mijn laatste verslag van mijn Franse rondrit betreft 14 augustus. Die dag hoorde ik van mijn vriend en soulmate Bas dat Frans Brüggen was overleden de dag er voor. Bas en ik hebben voor komend seizoen een abonnement van de Rotterdamse Doelen, waaronder een Mattheüs Passion onder leiding jawel van de overledene. Zijn dood verbaasde ons niet, want wat was hij broos de laatste tijd, met de allerlaatste krachten zat hij zijn prachtige Orkest van de Achttiende Eeuw te dirigeren. Toen ik nog in Amsterdam woonde, zag ik Brüggen veelvuldig in mijn stamcafé , Krom in de Utrechtsestraat, zitten of er uit vandaan komen. De voormalig virtuoze blokfluitist spuugde er niet in. Was een actief lid van de ‘natte gemeente’, zo hoorde ik in het café. Hoorde ik, want ik heb hem nooit zelf gesproken. Dat dorstte ik niet, omdat ik de man zeer bewonderde. Eén mijn eerste grammofoonplaten was blokfluitmuziek uit de Barok door hem gespeeld. Bovendien straalde Frans altijd uit dat hij geen gezelschap behoefde. Hij is nog behoorlijk oud geworden, bijna 80, want hij werd op 30 oktober 1934 in Amsterdam geboren. Hij behoorde tot de pioniers van de authentieke uitvoeringspraktijk. Bij Kees Otten, de vader van schrijver Willem Jan Otten, studeerde hij blokfluit en bij o.a. Hubert Barwahser dwarsfluit. Op z’n 21e was hij al docent aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag. Met Gustav Leonhardt en Anner Bijlsma vormde hij jarenlang een vast trio. Dankzij hem werd de blokfluit meer dan een instrument voor kinderen en voor onderwijzers-in-opleiding. Ik ben zelf op de Kweekschool geweest en leerde daar enigszins het instrument te bespelen. Wat me nog immer van pas komt. Bij mijn bureau ligt altijd een blokfluit voor het grijpen, bijvoorbeeld om voor mij nieuwe liederen uit het Liedboek te leren kennen. Als dirigent was hij autodidact. Ondanks dat bereikte hij met z’n in 1981 opgerichte Orkest van de Achttiende Eeuw grote hoogte en wereldfaam. Vooral Bach, Beethoven, Händel en Rameau waren de componisten die majestueus tot klinken kwamen. Maar ook Mozart, Mendelssohn kwamen onder zijn handen tot leven. Op You Tube vind je talrijke filmpjes, waar je zeker een dag zoet mee kan zijn. Hieronder een drietal.

220px-Christopher_Hogwood_2014  Christopher Hogwood overleed afgelopen woensdag op 73 jarige leeftijd. Hij werd geboren op 10 september 1941 in Nottingham. Hij studeerde muziek en klassieke literatuur in Cambridge en klavecimbel bij Rafael Puyana en Mary Potts, later ook in Praag en bij Gustav Leonhardt. Ook hij was een ‘early bird’ wat betreft de authentieke uitvoeringspraktijk. In 1973 richtte hij de Academy of Ancient Music op en al eerder het Early Music Consort, opgeheven in 1976. Hij werd met dat orkest een beroemdheid en maakte talloze cd’s. Ook hij beperkte zich niet tot de Barok, maar blies het stof af ook van Mozart, Beethoven, Haydn en anderen. Ook van hem is veel op You Tube te vinden en mij valt weer de helderheid en frisheid van zijn uitvoeringen op.

Twee grootheden zijn kort geleden heengegaan, maar lang leve plaat en cd: ze blijven zo nog lang onder ons. Aan ons hoe lang.

Zangers (m/v) – 10 – Hariclea Darclée

Onlangs werd ik attent gemaakt op deze sopraan door Ton van Rijen, die met zijn vrouw zich al jaren inzet voor het onder de aandacht brengen en behoud van de burchtkerken in Roemenië. In Transsylvanië zijn zeker 100 van deze door Duitstalige emigranten al in de Middeleeuwen gebouwde enkel of zelfs soms dubbel ommuurde kerken als binnen een burcht te vinden. Sinds de Reformatie behoren die kerken tot de Lutherse kerkgemeenschap. Ton werkte in Roemenië en leerde er zijn vrouw Gabi kennen. Beiden zijn niet Luthers, maar hebben zich het lot van deze stuk voor stuk prachtige bouwwerken aangetrokken en delen deze zorg o.a. met prins Charles. Ton en Gabi hebben als het ware een zo’n kerk geadopteerd en laten opknappen en in de ommuring een museum en vakantieonderkomen laten aanbrengen. De sopraan op wie hij me nu onder de aandacht heeft gebracht is een Roemeense die op 10 juni 1860 in Braila werd geboren in een familie met Griekse wortels. Haar vader was landheer. Zij begon haar zangstudie aan het conservatorium van Iasi en zij trad voor het eerst op in 1884. In Parijs studeerde ze onder Jean-Baptiste Faure. Gehuwd met een officier maakt ze aan de Parijse Opera haar operadebuut in 1888 in Gounod’s Faust., een jaar later gevolgd door Roméo et Juliette van dezelfde componist. In 1890 treedt ze voor het eerst op in de Scala van Milaan  in Massents Le Cid, waarop een glansrijke carrière volgt die haar brengt in alle Italiaanse theaters. Maar ook buiten Italië maakt zij furore: Moskou, St.Petersburg, Lissabon, Barcelona, Madrid en Buenos Aires. Ze  was zeer veelzijdig, zingt zowel coloratuurpartijen als de zwaardere Verdi-partijen. Ze participeert in menig wereldpremière, zoals Puccini’s Tosca, Mascagni’s Iris en Catalani’s La Wally.  Ze vervult in totaal 58 rollen in 56 opera’s van bij elkaar 31 componisten. Ze overlijdt op 12 januari 1939 en ligt begraven in Boekarest. Rene Seeghers van het Internationaal Vocalisten Concours Den Bosch is bezig aan een biografie over haar. Vanaf 1995 wordt om de twee jaar in haar geboortestad een naar haar genoemd internationaal vocalistenconcours gehouden.

 

Zangers (m/v) – 9 – Jussi Björling

220px-Press_photo_of_Jussi_Björling220px-Jussi_Björling_av_Pieter_de_Monchy

 

Op 2 februari 1911 wordt hij geboren in het Zweedse Borlänge. Op die datum wordt hij in elk geval gedoopt en viert hij zelf altijd zijn verjaardag. Hij krijgt les van zijn vader en maakt z’n debuut als vierjarig joch in het Björling Mannen Kwartet, dat door heel Zweden en de USA optreedt gedurende ruim elf jaar. Zijn debuut als professioneel solozanger maakt hij in 1930 in Stockholm in Manon Lescaut van Puccini. Spoedig gevolgd door rollen als Don Giovanni in Mozarts gelijknamige opera, Arnold in Rossini’s Wilhelm Tell, Almaviva in De Barbier van Sevila van dezelfde componist en als Rodolfo in La Bohème van Puccini. Er volgen engagementen door heel Europa en in 1937 maakt hij zijn Amerikaans debuut in Carnegie Hall, gevolgd een jaar later bij de Metropolitan Opera van New York met de al genoemde rol van Rodolfo. Gedurende de jaren 40 en 50 , met een onderbreking door en tijdens WO.II behoort hij tot de belangrijkste zangers van de Met. Onder Toscanini zingt hij daar ook in 1940 de tenorpartij in Beethovens Missa Solennis. Onder diens leiding zingt hij ook in Verdi’s Requiem , in 1939 in Luzern, in 1940 in New York. In de jaren 50 volgen vele plaatopnamen. Op 15 maart 1960 wordt hij getroffen door een hartaanval  voor de uitvoering van La Bohème in de London Royal Opera House. Hij herstelt en treedt toch op. maar zes maanden later sterft hij vanwege hartproblemen in het Zweedse Siaro. Hij is slechts 49 jaar oud. uit een biografie van zijn weduwe blijkt dat Björling alcoholist was. De Zweedse Caruso, zo als hij wel genoemd wordt, kent in zijn zoon Rolf en kleinzoon Raymond opvolgers, ofschoon niet op het niveau van hun vader resp. grootvader. In 1999 werd hij  door een inmiddels opgeheven Brits tijdschrift voor klassieke muziek uitgeroepen tot de beste van honderd zangers.

 

Zangers (m/v) – 8 – Karola Ágai

Een veelzijdige coloratuursopraan deze Hongaarse, die op 30 maart 1927 in Budapest wordt geboren en daar overlijdt op 22 februari 2010. Na een zangstudie aan de Franz Liszt Muziekacademie in haar geboortestad en privé-lessen, maakt ze eerst deel uit van het koor van de Hongaarse radio. In 1955 maakt ze haar debuut als Koningin van de nacht in Mozarts Zauberflöte voor de Hongaarse Staatsopera. Tot 1970 blijft ze aan dat gezelschap verbonden. Ze zingt titelrollen in opera’s van Verdi, Mozart en Rossini en van opera’s van Hongaarse componisten, zoals Ferenc Erkel. Ze verzorgt gastoptredens in de Berliner Staatsoper, de Hamburgische Staatsoper, de Wiener Volksoper, de Metropolitan Opera van New York en het Bolsjojtheater in Moskou. Maar ze zingt ook in operettes, oratoria en geeft liedrecitals, met name van haar landgenoten Bartók en Kodály. Ze laat eveneens Hongaarse zigeunermuziek horen en ze treedt op met haar echtgenoot, de gitaarvirtuoos László Szendrey-Karper. Ze wordt diverse malen onderscheiden, zoals de Kossuth-prijs in 2009. Deze prijs, een van de meest prestigieuze Hongaarse onderscheidingen, is genoemd naar de politicus Lajos Kossuth, een van de leidende figuren in de Hongaarse Revolutie van 1848. De prijs werd honderd jaar na deze revolutie ingesteld en de eerste winnaars zijn de componisten Bartók en Kodály (postuum) en de dichter Attila József. Onder de latere winnaars van deze cultuurprijs bevinden zich o.a. de pianisten Annie Fischer en Zoltán Kocsis, de schrijvers Sándor Márai, Péter Nádas en Imre Kertész, de dirigent Iván Fischer en de architect en uitvinder van de Rubiks kubus, Ernö Rubik.

Zangers (m/v) – 7 – Carlo Bergonzi

Afgelopen vrijdag 25 juli overleed hij op negentigjarige leeftijd. Op 13 juli 1924 was hij in de buurt van Parma geboren. Op z’n veertiende begint hij zijn zangstudie. Gedurende de Tweede Wereldoorlog is hij geïnterneerd in een Duits krijgsgevangenenkamp. Terug in Italië studeert hij aan het conservatorium van Parma. In 1948 maakt hij zijn debuut als Figaro in Rossini’s Barbier van Sevilla. Hij vertolkt nog veel meer baritonrollen, tot hij in 1951 zich laat omscholen tot tenor, een stemsoort waarin hij veel beter tot zijn recht komt. ( ik heb zelf het omgekeerde meegemaakt, maar dit terzijde). Ter gelegenheid van de 50ste sterfdag van Verdi in het zelfde jaar treedt hij op in minder bekende Verdi-opera’s voor een serie van de RAI. In 1953 maakt hij zij debuut in de Scala van Milaan. Twee jaar later volgt zijn Amerikaanse debuut in Chicago en de Metropolitan van New York. In 1962 treedt hij voor het eerst op in Covent Garden, Londen. Gedurende de zestiger behoort hij met Franco Corelli, Mario del Monaco en Giuseppe Di Stefano tot de beroemdste tenoren van zijn tijd. Hij treedt op over heel de wereld en in alle beroemde operatheaters en maakte diverse plaatopnamen, tot in de hele jaren zeventig. In de jaren tachtig bij het verminderen van zijn stem vanwege zijn leeftijd verlaat hij het operapad en richt hij zich op recitals. Op 17 april 1996 geeft hij zijn afscheidsconcert in Carnegie Hall.  Maar op 3 mei 2000 komt het bericht dat hij de titelrol zal zingen in een concertante uitvoering van Verdi’s Otello. Op toneel had hij deze veeleisende rol nog nooit vertolkt.Helaas bracht hij de uitvoering niet tot een goed einde, naar eigen zeggen vanwege irritatie aan zijn stembanden door de airconditioning in zijn kleedkamer. Overigens klonk zijn stem voor een 75 jarige nog verrassend fris, zo is te horen op een geluidsopname van een repetitie. Intussen was hij in Busseto (provincie Parma)  een hotel begonnen – I due Foscari -, waarin ook de Accademia Verdiana onderdak vond. Verder begeleidde Bergonzi diverse tenoren.

Zangers (m/v) – 5 – Arleen Augér

Arleenauger  Voluit heet ze Joyce Arleen Augér. Ze wordt geboren in South Gate, Californië, op 13 september 1939. Als kind leert ze piano en viool spelen. In 1963 behaalt ze een Bachelor of Arts en wordt kleuterleidster en lerares eerste klas na de kleuterschool. Tussen 1965 en 1967 studeert ze zang. In 1967 wint ze de I.Viktor Fuchs Vocal Competition in Los Angeles, wat de start vormt van haar zangloopbaan. Met o.a. een arrangement in Wenen. Ze krijgt een contract bij de Wiener Staatsoper, ondanks haar gebrek aan kennis van het Duits. Dirigent Josef Krips is zo onder de indruk van haar dat dat geen bezwaar vormt. Ze blijft zeven jaar verbonden aan het gezelschap. Onder Krips maakt ze haar debuut in Die Zauberflöte van Mozart. In 1969 treedt ze er mee op in de New York City Opera. In de Metropolitan Opera maakt ze haar debuut als Marzelline in Fidelio van Beethoven, met Karl Böhm als dirigent. Van 1971 tot 1977 geeft ze les aan de Goethe Universiteit in Frankfurt am Main en later ook aan het Mozarteum in Salzburg. In 1974 gaat ze in Frankfurt wonen. Met L’Enfant et les sortilèges van Ravel maakt ze haar debuut in de Scala van Milaan. Naast lyrische rollen in de opera richt ze zich ook hoe langer hoe meer op barokmuziek en liederen, meestal begeleid door pianist Irwin Gage. Voor Helmuth Rillings Bach-cantate-cyclus – midden jaren 70 tot halverwege de jaren 80 -vertolkt zij het merendeel van de sopraanpartijen.Wat Bach betreft werkte ze ook samen met Nicolaus Harnoncourt.  Ze schuwt ook het moderne repertoire niet getuige de vertolking van de liederencycli van Libby Larsen en Judith Zaimont.            

Voor meer dan 700 miljoen televisiekijkers voert ze Mozarts Exsultate, Jubilate uit in de Westminster Abbey tijdens de huwelijksplechtigheid van prins Andrew en Sara Ferguson op 23 juli 1986. Op de tweehonderdste sterfdag van Mozart – 5 december 1991 – zingt ze samen met Cecilia Bartoli en de Wiener Philharmoniker onder leiding van Georg Solti in de Weense Stephensdom in het Requiem van Wolfgang Amadeus. Ze lijdt dan al aan een hersentumor, waar ze op 10 juni 1993 overlijdt in Barneveld, de woonplaats gedurende haar ziekte. Ze is dan 53 jaar. Op dat moment was  de Nederlandse bankier W.E. Scherpenhuijsen Rom haar levenspartner. Ze was eerder al twee maal gehuwd geweest en tweemaal gescheiden. Postuum won ze in 1994 een Grammy Award voor de beste klassieke zanguitvoering voor haar prestaties te horen in The Art of Arlene Auger, een uitgave van Koch International Classisc, 1993.