Category Archives: Gestorven, maar niet dood

Anton Bruckner en Edward Grieg

brucknerHonderdnegentig jaar geleden wordt hij tegen de Boheemse grens in het Oostenrijkse dorp Ansfelden geboren. Als de oudste zoon van de schoolmeester-koster van het bergdorpje. En ook Anton Bruckner zelf is voorbestemd om z’n leven in dat dorp in dat vak als opvolger van zijn vader te slijten. Het ongeluk van de vroege dood van zijn vader is wellicht juist ook zijn geluk. Anton is dan dertien jaar en krijgt onderdak in de kloosterschool van Sankt Florian, inde buurt van Linz. Hij wordt er Sängerknabe en krijgt les op de viool, het orgel en de piano. Zijn opleiding tot (hulp)onderwijzer ontvangt hij in Linz. Hij heeft diverse leercontracten als hulponderwijzer in boerendorpjes, waar hij meer stallen uitmest dan voor de klas staat. Na zijn eindexamen wordt hij onderwijzer in Sankt Florian en een jaar later ook kloosterorganist. Hij blijft studeren en diploma’s behalen en schopt het tot organist in Linz. Daar volgt hij schriftelijk theorielessen muziek bij de Wener Sechter. Het levert hem in zeven jaar tijds vijf getuigschriften op. In Linz ontmoet hij operadirigent Otto Kitzler, die hem in de vormleer onderricht  en tot het Wagnerisme bekeert en hij hoort er voor het eerst opera’s en symfonieën. Ook schrijft hij er z’n eerste eigen werken: Mis in C voor soli, 2 hoorns en orgel en de zgn. Nulde Symfonie. Na lang aarzelen neemt hij de uitnodiging aan zijn overleden leraar Sechter in Wenen op te volgen. Hij ontvangt een staatstoelage om te componeren en hij wordt lector aan de universiteit, waar Gustav Mahler tot zijn leerlingen behoort. In Wenen is hij om zijn eigen werk aanvankelijk weinig geliefd. O.a. Brahms onderschat hem. Het is Hugo Wolf die hem voor het eerst de waardering geeft die hem toekomt, na het uitkomen van zijn Derde Symfonie. Het is dan 1880 en zestien jaar voor zijn dood. Op 11 oktober 1896 sterft hij  en krijgt hij een plaats in de crypte van Sankt Florian.

grieg Bijna twintig jaar later dan Bruckner wordt Edward Grieg geboren. Het is vandaag zijn sterfdag. 4 december 1907 sterft hij in het Noorse Bergen aan een in zijn jeugd al opgelopen longkwaal. Grieg is de Noorse componist bij uitstek, maar zijn achtergrond is Schots. Geschrokken van de gevolgen van de Schots-Engelse oorlog vlucht het gezin Grieg in 1746 naar Bergen. De naam was Greig, maar werd fonetisch gespeld tot Grieg. Edvard kreeg les van zijn moeder, die zelf piano had gestudeerd. Grieg voelde zich aanvankelijk voorbestemd voor het domineesambt. Tijdens hem vervelende lessen krabbelde hij noten, die werden ontcijferd door de violist Ole Bull, wat leidde tot een overplaatsing van de dan vijftienjarige naar het conservatorium van Leipzig. Hij heeft er les van Wenzel, een Schumann-adept en van Reinecke, maar heeft zich er nooit thuis gevoeld. Hij ervoer Leipzig als een corset, waarin hij dom werd gehouden. In 1862 keert hij terug naar Bergen. Een jaar later trekt hij naar Kopenhagen, waar Niels Gade hem in contact brengt met Richard Nordraak, die hem de Noorse volksmuziek leert eigen maken. Grieg wordt dirigent en huwt met zijn nicht Nina Hagerup, een befaamde zangeres. Voor haar componeert hij menig lied dat dankzij haar de weg door heel Europa vindt. In 1865 maakt hij kennis met Ibsen, hetgeen leidt tot zijn beroemde Peer Gynt-suites. In 1869 reist hij naar Rome, waar hij Liszt ontmoet.  In 1885 vestigt hij zich voor goed in de buurt van Bergen op zijn landgoed Troldhagen. Hij componeert naar hartelust, maakt concertreizen en ontvangt eredoctoraten, oa in Cambridge en Oxford. Zijn composities ontstaan in een hut aan de rand van het bos, waar niemand mag en durft te komen, zelfs z’n vrouw niet. Van de Noorse regering krijgt hij een toelage, zodat hij niet op andere wijze in zijn levensonderhoud hoeft te voorzien.

Josquin des Prés -27 aug.

Een paar dagen geleden nog reed ik in de zinderende hitte door de velden rond Cambrai oftewel Kamerijk. Hier werd tussen 1440 en 1450 de man geboren die als componist en kerkmusicus faam zou verwerven aan het hof van de d’Estes in Ferrara. Het is nog maar de vraag of zijn naam een verfransing is van het oorspronkelijke Joosken Vanderweyden. Hij heeft nl. nooit een werk met Nederlandse tekst gecomponeerd. En wel op Franse, Latijnse als Italiaanse teksten. Vijfentwintig missen, 120 motetten en een zestigtal chansons, madrigalen en andere kleinere koorwerken staan op zijn naam. Hij studeerde in Parijs wellicht bij Ockeghem, hij was zanger verbonden aan de Domkerk in Milaan; hij is lid van de kapel van het hertogengeslacht der Sforza’s; hij ontvangt de priesterwijding en is gedurende aantal jaren lid van de pauselijke kapel in Rome. De laatste jaren van zijn leven woont hij in z’n geboortestreek. Op 27 augustus 1521 als net de Lutherse Reformatie op gang is gekomen sterft hij in Condé sur Escaut (Schelde)

Hieronder Miserere mei Deus

 

Oradour, ereveld en dode vos

Uit het zuiden van Frankrijk teruggekeerd op vaderlandse bodem. Op de heenweg had ik al gezien dat mijn route niet ver van Oradour sur Glane liep. Nu op de terugweg dit spookdorp aangedaan. In de buurt van Limoges getuigt het als een karkas van de gruweldaden van de nazi’s in junji 1944. Dit dorp moest de wraak ondergaan die leidde tot bijna volledige uitmonding, waarna het dorp in de hens werd gezet. Vergelijkbaar dus met het lot van ons Putten en het Tsjechische Lidice. Op last van De Gaulle werd het dorp noch afgebroken, zoals in Lidice, noch weer opgebouwd, zoals in Putten, waar anders dan in het Franse dorp alleen het merendeel van de manlijke bevolking weggevoerd werd en de dood vond. Ik denk dat De Gaulle er goed aangedaan heeft. Het ‘gedenkdorp’ bereik je via een groot voorgebouw van geroest staal, waar ook een fototentoonstelling te zien is en een boekhandeltje gevestigd is. Vandaar loop je onder een weg door en klim je naar boven het gruweldorp binnen. Aan het begin een bordje die vraagt stilte te betrachten. Waar iedereen zich ook aan houdt. Zonder dat bordje val je van zelf al onmiddellijk stil. Juist die lege , dakloze huizen, met af en toe een verroeste getuige van het leven vóór de de brute moord, zoals auto’s in een voormalige garage, fietsen, een naaimachine, attributen van een bakkerij, een café. In de kerk, die nu nog straalt in z’n robuuste, voornamelijk  Romaanse, oudheid staat nog iets van een altaar en getuigen overblijfselen van heiligenbeelden van het vroegere rijke roomse verleden. In vitrines in een onderaards museumpje zijn kleine gebruiksvoorwerpen ondergebracht. Ze hebben de gebruikers overleefd. Het rondlopen geeft een dubbel gevoel. Enerzijds is het goed om zo weer bewust te worden van wat gruwelregimes de mensheid, de Adam, kan aandoen, anderzijds voel je je ongemakkelijk, vanwege het contrast: in korte broek en vrolijk vakantieshirt door al wandelend  door ‘ zwarte bladeren van de geschiedenis bladerend’. Ramptoerisme op z’n scherpst en hevigst. Omdat het al laat in de middag was dat ik in Oradour aankwam, had ik overwogen om in de buurt te overnachten. Na m’n bezoek wilde ik niet langer blijven, ofschoon in het nieuwe Oradour een hotel open was. Ik wilde ver weg van deze plek des onheils m’n vermoeide lijf nachtrust gunnen en overnachtte in Chateauroux.

De volgende dag liet ik me verleiden tolwegen te vermijden en zodoende zat ik tien uur achter het stuur, met soms een koffiestop. Hoeveel rotondes ik heb gerond, hoeveel stoplichten die me halt toeriepen, hoeveel dorpen en stadjes die ik door moest, ik heb ze niet geteld. Eenmaal was ik getuige van een recent voorgevallen ongeval. Een berijder van een motorfiets lag roerloos op de grond; hij leefde nog wel, want hij lag er nog open en bloot voor elke voorbijganger. De  dood zag ik weer in Orry-la-Ville. Aan de route nationaal ligt daar een Nederlands Ereveld, waar ruim 140 in Frankrijk gesneuvelde of anderszins omgekomen Nederlanders gedurende de laatste wereldoorlog een laatste rustplaats kregen. Vlak bij dit kleine ereveld op de weg een grote vos, die nog niet zo lang geleden in de flank gereden was. Z’n darmen puilden uit z’n ranke lichaam, z’n snuit vertoonde in al hun gruwel nog de grimmigheid van de dood door een vertegenwoordiger van onze soort. De aanblik van het dier met mijn familienaam trof me sterker dan de rijen witte grafstenen. Nu ik dit schrijf is het echter nog maar een foto. Erevelden en zeker Oradour blijven langer en dieper in het geheugen gegraveerd.

31 juli Van Ignatius van Loyola tot en met Gore Vidal

220px-Ignatius_of_Loyola

Elke dag wordt er geboren, elke dag gestorven: een open deur. Op de lijst van gestorvenen van 31 juli nog al wat aansprekende persoonlijkheden. Zoals om te beginnen de stichter van de Jezuïetenorde, waartoe de huidige paus behoort, Ignatius van Loyola. Deze Spanjaard uit Baskenland stichtte zijn  orde om tegenwicht te bieden tegen de Reformatie. Om de kerkleden loyaal te houden aan moeder de kerk. Hij overleed op 31 juli 1556 en ligt begraven in de moederkerk van de orde, de Gesu, de eerste kerk van barokke architectuur en dus voorbeeld voor talrijke barokke kerken er na.

Van andere orde is Denis Diderot, de Franse schrijver die in oktober 1713 in Langres wordt geboren en die gerekend kan worden tot de belangrijkste filosofen van de Verlichting. Hij sterft op 31 juli 1784 in Parijs.220px-Louis-Michel_van_Loo_001

Voor elke rechtgeaarde Hongaar is het vandaag een herdenkingsdag, want op 31 juli 1849 sneuvelt hun belangrijkste dichter in de revolutiestrijd tegen de Habsburgers; hij is dan slechts 26 jaar oud. Petõfi Sándor is weliswaar afkomstig uit een Slowaakse familie, maar schrijft in het Hongaars en heeft op jonge leeftijd al gedichten op naam staan, die het hart van elke Hongaar zijn binnengedrongen. Zijn heldhaftig optreden in de revolutie heeft van hem een nationale held gemaakt. Zijn gedicht Nemzeti Dal (Lied van het Volk) wordt nog steeds aangehaald en/of gedeclameerd. Alleen in Budapest zijn al 11 straten, 4 pleinen en een brug over de Donau naar hem genoemd.

220px-Petofi_Sandor

 

Lied van het Volk

Talpra magyar, hí a haza!
Itt az idő, most vagy soha!
Rabok legyünk vagy szabadok?
Ez a kérdés, válasszatok! –
A magyarok istenére
Esküszünk,
Esküszünk, hogy rabok tovább
Nem leszünk!

Staat op Magyar, het Vaderland roept!
Hier is de tijd, nu of nooit!
Moeten wij gevangen zijn of leven in vrijheid?
Dit is de vraag, geeft antwoord! -
Bij de God der Hongaren
Zweren wij,
Zweren wij, gevangen zullen wij
Niet meer zijn!

Rabok voltunk mostanáig,
Kárhozottak ősapáink,
Kik szabadon éltek-haltak,
Szolgaföldben nem nyughatnak.
A magyarok istenére
Esküszünk,
Esküszünk, hogy rabok tovább
Nem leszünk!

Gevangen waren wij tot nog toe,
Gedoemd zijn onze voorvaderen,
die in vrijheid leefden en stierven,
In slavernij kunnen zij niet berusten.
Bij de God der Hongaren
Zweren wij,
Zweren wij, gevangen zullen wij
Niet meer zijn!

Sehonnai bitang ember,
Ki most, ha kell, halni nem mer,
Kinek drágább rongy élete,
Mint a haza becsülete.
A magyarok istenére
Esküszünk,
Esküszünk, hogy rabok tovább
Nem leszünk!

Een lafaard van een mens is het,
Die niet durft te sterven, als het écht nodig is,
Die meer waarde het aan zijn zielig leventje
Dan het lot van zijn Vaderland.
Bij de God der Hongaren
Zweren wij,
Zweren wij, gevangen zullen wij
Niet meer zijn!

Fényesebb a láncnál a kard,
Jobban ékesíti a kart,
És mi mégis láncot hordtunk!
Ide veled, régi kardunk!
A magyarok istenére
Esküszünk,
Esküszünk, hogy rabok tovább
Nem leszünk!

Het zwaard schittert meer dan de ketens,
Mooier hangt het om de arm,
En toch droegen wij al die tijd ketens!
Terug ermee!, oud zwaard van ons!
Bij de God der Hongaren
Zweren wij,
Zweren wij, gevangen zullen wij
Niet meer zijn!

A magyar név megint szép lesz,
Méltó régi nagy hiréhez;
Mit rákentek a századok,
Lemossuk a gyalázatot!
A magyarok istenére
Esküszünk,
Esküszünk, hogy rabok tovább
Nem leszünk!

De Hongaarse naam zal opnieuw schoon zijn,
Waardig aan zijn vervlogen grootsheid;
Wat de eeuwen het besmeurd hebben,
Die schaamte wassen wij ervan af!
Bij de God der Hongaren
Zweren wij,
Zweren wij, gevangen zullen wij
Niet meer zijn!

Hol sírjaink domborulnak,
Unokáink leborulnak,
És áldó imádság mellett
Mondják el szent neveinket.
A magyarok istenére
Esküszünk,
Esküszünk, hogy rabok tovább
Nem leszünk!

door Sándor Petőfi

Waar onze grafheuvels zullen zijn ,
Daar zal ons nageslacht knielen,
En in gezegend gebed zullen zij,
Onze verheven namen uitspreken .
Bij de God der Hongaren
Zweren wij,
Zweren wij, gevangen zullen wij
Niet meer zijn!

vertaald door Levente Vervoort

Vandaag kunnen de Hongaren nog een grote zoon uit hun midden gedenken. Namelijk Franz Liszt oftewel Liszt Ferenc (in het Hongaars gaat de familienaam voorop en Ferenc is het Hongaars voor Frans). Liszt betekent ‘ meel’. Hij wordt geboren op 22 oktober 1811, wordt in 1859 Ritter en overlijdt op 31 juli 1886 in Bayreuth. Juist deze week zijn daar weer de Festspiele in de bloedhitte geopend. Liszt was een absolute pianovirtuoos, die in Wenen en Parijs actief was en in Weimar hofkapelmeester was. In Rome werd hij gewijd tot subdiaken, een wijding lager dan van een priester.

Op 31 juli 1914 overlijdt de leider van de socialisten Jean Jaurès. Nou ja, overlijdt: deze felle verdediger van Dreyfus wordt in een Parijs café vermoord door een jonge Franse nationalist die -anders dan de politicus – juist een oorlog met Duitsland wilde. 31 juli was een dag vóór dat de mobilisatie begon. Jacques Brel bezong de socialist in zijn song Jaures.

Een andere Fransman die gewelddadig op 31 juli om het leven kwam is Antoine de Saint-Exupéry, die wereldberoemd werd door het boekje Le Petit Prince, waarvan 80 miljoen exemplaren over de hele wereld in vele talen verspreid werden. Behalve schrijver was hij beroepspiloot en als zodanig vond hij in 1944 de dood bij een militaire actie boven de Middellandse Zee nabij Marseille.

Twintig jaar later overlijdt op 31 juli de Amerikaanse country-zanger met de fluwelen stem Jim Reeves, geboren in augustus 1923. Al weer is sprake van een onnatuurlijke dood. Met zijn privé-vliegtuig komt hij in een zware storm terecht. Hij en zijn piloot en een vriend, Dean Manuel, komen om.

31 juli is ook de sterfdag van de Belgische staatsman Paul-Henri Spaak (1972- 73 jaar), van de Amerikaanse jazzpianist Teddy Wilson (1986-73 jaar) en van koning Boudewijn in 1993, slechts 62 jaar. En in 2002 overlijdt op 31 juli Corrina Konijnenburg. Corinna wie? Als ik zeg Poessie mauw en Dorus, dan weten ouderen het onmiddellijk. Zij was het meisje dat op schoot van Dorus (Tom Manders) een geheel eigen uitvoering gaf van het bekende liedje Poessie mauw. Ze was geboren in 1964 in Pernis, waar ze op 37 jarige leeftijd ook overlijdt na een fatale baarmoederhalskanker. Dorus was in 1972 al overleden.

Op  het Amsterdamse kerkhof Zorgvlied liggen vele Bekende Nederlanders begraven, onder wie Wim Duisenberg, die op 31 juli 2005 overlijdt in zijn privé-zwembad van zijn Zuid-Franse villa na hartfalen. Vorig jaar overleed op deze datum de Amerikaanse schrijver Gore Vidal, hij werd 86 jaar.

Robert Schumann

266px-Robert_Schumann_1839Een paar jaar geleden ruimde boekhandel Quist in Bergen op Zoom een bovenverdieping in voor koffie drinken, krant lezen en cd’s luisteren en kopen. Boeken en muziek: een voortreffelijke combinatie! Quist – een overigens schitterende boekhandel – zou deze afdeling naar Robert Schumann kunnen noemen. Want de op 8 juni 1810 in Zwickau geboren componist was de zoon van een boekhandelaar en uitgever. Schumann deed er literaire belangstelling voor het leven op. Zijn vader op zijn beurt stimuleerde zijn zoon in zijn muzikale ambities. Hij koopt een vleugel voor hem en probeert Van Weber als pianoleraar voor zijn zoon aan te trekken, tevergeefs. Robert heeft zijn opvoeding later omschreven als zorgvuldig en liefdevol. Op z’n twaalfde componeert hij Psalm 150 en de Ouverture met koor, voor solisten, koor en piano. Zijn literaire belangstelling uit zich ook actief: hij schrijft al jong gedichten, toespraken en artikelen. In 1826 pleegt zijn zusje Emilie zelfmoord, waarna een paar weken later ook zijn vader overlijdt. Op advies van zijn moeder en een curator studeert hij rechtswetenschap in Leipzig en Heidelberg, zonder diepe interesse. Als hij in Frankfurt am Main Paganini hoort spelen neemt hij het besluit zich voortaan alleen aan de muziek te wijden. Hij studeert piano in Leipzig bij Friedrich Wieck, een befaamd leraar in die tijd, maar vanwege een vingerverrekking staat een loopbaan als pianovirtuoos in de weg. Hij houdt er wel zijn geliefde aan over: Wiecks dochter Clara. Met haar richt hij in 1834 het Neue Zeitschrift für Musik op, een blad dat onder Schumanns leiding toonaangevend wordt op muziekgebied. Hij schrijft zelf zijn artikelen onder diverse pseudoniemen. Het blad wil vooral de oppervlakkige kleinburgerlijke kunst bestrijden. Het huwelijk met de begaafde dochter van Wieck komt niet zonder slag of stoot tot stand. Zij was vaders oogappel en een veelbelovend pianiste en hij staat haar moeilijk af aan Robert. Hij verbied haar hem te ontmoeten, maar in 1837 verlooft het paar zich desondanks. Het gevecht om Clara bezorgt Schumann een zenuwcrisis en aanvallen van neerslachtigheid. Via de rechtbank wordt toestemming tot een huwelijk afgedwongen. Op 12 september 1840, een dag voor haar 21e verjaardag, trouwt het paar in de dorpskerk van Schönefeld, een gemeente vlak onder Berlijn, naar wie thans het belangrijkste vliegveld van de Duitse hoofdstad is genoemd. In het zelfde jaar ontmoet Schumann Franz Liszt en wordt hij door de Universiteit van Jena tot eredoctor benoemd. Tot 1844 blijven  Robert en Clara in Leipzig wonen; ze beleven er hun gelukkigste jaren. 1840 is ook het jaar van de liederencycli, waaronder Liederkreis, Frauenliebe und -leben en Dichterliebe. In 1841 schept hij z’n 1e Symfonie in bes-groot, waarvan de premiere in het Gewandhaus van Leipzig onder leiding van Felix Mendelssohn Bartholdy tot een van Schumanns grootste successen leidt. In 1843 verschijnen zijn Drie strijkkwartetten. Het jaar er op vertrekt het paar naar Dresden, waar Schumann diverse ontmoetingen heeft met Richard Wagner. In 1847 wordt hij de dirigent van het koor Liedertafel. Ondanks dat hij in Dresden ook als componist productief is, voelde het echtpaar zich steeds benauwder in de door hen als conservatief gekenschetste Dresdener muzikale smaak van het publiek. In 1850 neemt Schumann het aanbod aan om stedelijk muziekdirecteur van Düsseldorf te worden. Hij is er verantwoordelijk voor de abonnementsconcerten van de Städtische Allgemeine Musikverein, de repetities van diverse koren en hij is adviseur voor muzikale festiviteiten in twee RK kerken. Het gaat echter niet goed vanwege gebrek aan discipline, te wijten aan zijn zwijgzame natuur, z’n sterke bijziendheid, die niet te verhelpen viel, z’n zachte stem en z’n gebrek aan pedagogische vaardigheden. In november 1853 wordt hem verteld dat hij alleen nog eigen werk mag dirigeren. Feitelijk betekent dat ontslag. Schumann begint steeds meer te lijden aan gehoorshallucinaties, gepaard gaande met depressies en angstvisioenen.  Tijdens het plaatselijke carnavalsfeest springt hij in een vlaag van diepe wanhoop in de Rijn. Zijn zelfmoordpoging mislukt omdat een Hollandse schipper hem uit het water vist. Schumann wordt hierna opgenomen in een krankzinnigengesticht in Endenich bij Bonn, waar hij tot aan zijn dood totaal geïsoleerd leeft. Zelfs Clara zoekt hem daar pas twee dagen voor zijn dood voor het eerst op. Die dood komt op 29 juli 1856.

90px-SCHUMANN120px-Bnschum1220px-Robert_u_Clara_Schumann_1847

29 juli Oscar Carré

250px-CarreDe Amsterdamse begraafplaats Zorgvlied is een kerkhof met een hoog bekende- Nederlanders-gehalte. Nergens in ons land hebben zoveel BN’ers een laatste rustplaats gevonden als aan de Amstel. Een eldorado voor de funeraire toerist, ook vanwege de aanleg, de stoffering, de bomenpracht, de vogels, de stilte. Eén van de oudste BN’er graven is het mausoleum van Oscar Carré. Gisteren ging ik voor in de Amsterdamse Thomaskerk en was na afloop genodigd voor een (een meer dan voortreffelijke) lunch met mijn vrienden Jaap Ellerbroek en John Jaakke in Brasserie Van Baerle. Op zeker moment komt Ivo Niehe met echtgenote eveneens genieten van een culinair hoogstandje. Jaakke en Niehe kennen elkaar goed. Jaakke is voorzitter van het Oscar Carréfonds, dat gelden inzamelt ten behoeve van de restauratie van het beroemde theater aan de hoofdstedelijke Amstel. Jaakke verhaalt ons van Niehe’s rol bij het verwerven van gelden. De naamgever van het fonds was het in 1886 gelukt om 300.000 gulden bijeen te harken voor de bouw van de stenen vervanger van het houten circustheater dat hij in Amsterdam had laten bouwen, maar dat vanwege brandgevaar op last van de gemeente in 1880 moest worden afgebroken. Oscar kwam voort uit een Duitse circusfamilie. Zijn moeder was een Nederlandse paardrijdster, die in het circus optrad. Hij werd geboren op 22 december 1845 in Halberstadt, ontwikkelt zich tot een voortreffelijk paardrijder en paardendresseur en neemt in 1869 de leiding van zijn vader over. Onder hem werd het circus een groot succes en hij liet vaste theaters bouwen, in 1873 in Wenen, in 1878 in Keulen en uiteindelijk dus in Amsterdam. Oscar sprak de Nederlandse taal, naast Duits , Engels en Russisch. In april 1887 begint het heien, op 2 december van dat jaar gingen de deuren van Circus Carré open. Carré bleef doorgaan met optredens in het buitenland, waarbij het hele circus in een eigen trein vervoerd werd. In 1891 komt zijn trein in Duitsland in botsing met een goederentrein, waarbij zijn vrouw Amelia om het leven komt en twee van zijn kinderen en een ruiter dermate zwaar gewond raken dat ze niet meer kunnen optreden. Carré hertrouwt, maar ook zijn tweede vrouw verliest hij aan de dood en in 1897 moet hij ook een financieel verlies in de zin van faillissement voor ogen zien. Het circus beleefde zware tijden , eerst vanwege de moordende concurrentie van het variété en later van de bioscoop. De ironie wil dat Carré zelf een filmpionier was. Enkele van de oudste filmopnamen, zoals de inhuldiging van Wilhelmina als koningin in 1898, staan op zijn naam. Oscar Carré overlijdt op 29 juli 1911 in Kopenhagen na jaren van gezondheidsproblemen. Zijn naam leeft voort , niet alleen in dat schitterende theater aan de Amstel en het  mausoleum, zo’n tien kilometer westwaarts aan de rivier, maar ook in een kleinzoon en een achterkleindochter die nog immer in een circus optreden.

 

26 juli Hans Lodeizen

Niet oud geworden, slechts één bundel tijdens zijn leven en toch een belangrijk dichter, met grote invloed op de naoorlogse dichtersgeneratie. Hij was de zoon van een puissant rijke directeur van de internationale handelsmaatschappij Müller en Co en werd op 20 juli 1924 in Naarden geboren. Hans studeert een korte tijd rechten in Leiden, daarna biologie en loopt college in Massachusetts, waar hij jonge Amerikaanse dichters ontmoet. Hij krijgt echter leukemie en keert terug naar Europa om de laatste maanden van zijn leven te verblijven in een sanatorium in Lausanne, waar hij op 26 juli 1950 overlijdt. In het jaar van zijn sterven verschijnt bij Van Oorschot die ene bundel Het Innerlijk behang, na tussenkomst overigens van Adriaan Morriën.

ANGST

Een spin holt in de lente
angst is de veer van het horloge
het is bijna tijd.

Dan, dan: o kinderen
van de overspelige moeder,
je gescheiden papa
leeft in het huis naar links.
maak je nagels schoon
de omroeper zegt:
het is lente.

angst voor wat?
De wolken zijn een gerafelde sok
van God.

o lentegeuren!

9 mei 1948

———————–
Gedichten (1948)

schrijver

als je triest bent

als je triest bent zegt de dokter
moet je meer eten klieren die slecht
werken hebben voedsel nodig om
op toeren te raken dat is logisch
maar de dokter denkt niet aan mij.

tweemaal in één rondgang van
het wiel voelde ik hoe groot de zon
was ook als de zomer niet meloenen
langs het gras uitspreidt en zachte
misère goedmoedig over het pad hobbelt.

Je hebt me alleen gelaten…

je hebt me alleen gelaten
maar ik heb het je al vergeven

want ik weet dat je nog ergens bent
vannacht nog, toen ik door de stad
dwaalde, zag ik je silhouet in het glas
van een badkamer

en gisteren hoorde ik je in het bos lachen
zie je, ik weet dat je er nog bent

laatst reed je me voorbij met vier
andere mensen in een oude auto
en ofschoon jij de enige was die
niet omkeek, wist ik toch dat jij
de enige was die mij herkende de enige die
zonder mij niet kan leven

en ik heb geglimlacht

ik was zeker dat je me niet verlaten zou
morgen misschien zul je terugkomen
of anders overmorgen of wie weet wel nooit

maar je kunt me niet verlaten

Nescio

Het is vandaag de sterfdag van mijn favoriete schrijver Nescio, pseudoniem van Jan Hendrik Frederik Grönloh. In hetzelfde jaar geboren als mijn grootvader, naar wie ik genoemd ben (1882), in het zelfde jaar overleden als mijn grootvader (1961). Er is nog een relatie tot mijn grootvader. Nescio had aan het begin van de vorige eeuw met vrienden in navolging van Frederik van Eedens Walden bij Huizen ‘Tames’ opgericht. Dat Tames grensde aan land van mijn opa, die boer was. In het Gooi hield dat in, dat je zowel vee hield, als akkergrond bewerkte. Met vrienden hebben we ooit een behoorlijk aantal jaren de Nescio Lees Club in leven gehouden. Maandelijks kwamen we bij elkaar , niet alleen voor het werk van de schrijver en ander literair gedoe, maar ook om lekker en goed te eten en te drinken. Jaarlijks kenden we ons overnachtse reisje in het voetspoor van Nescio en andere uitstapjes. Zo zochten we ook naar het al lang verdwenen Tames. Mijn vader kon ons helpen, hij wist waar het oorspronkelijk lag en dat het aan akkerland van opa grensde. Ons bleek dat in de tuin van Leonie Smit, dochter van de dichter Gabriël en oud-collega bij de VPRO, nog een schuurtje stond uit de tijd van Tames en er is nog een villaatje dat zich zo noemt. Op www.boekwinkeltjes. nl heb ik een winkeltje dat ik naar de kolonie genoemd heb. Waarschuwing: er staan momenteel niet veel boeken in mijn digitale etalage! Als Nescio Lees Club organiseerden we ook jaarlijks een zgn. coniferen-lezing, een flauwe woordspeling op coryfeeën. Voor ons en een select gezelschap genodigden traden in het grote huis van lid Ronald Timmermans te Bloemendaal P.C.Hooftprijs-winnaars als K.Schippers, Karel van het Reve, Hugo Brandt Corstius, Maarten Biesheuvel, als mede August Willemsen, Kees Hin, Theo van Gogh en Kees van Kooten op. Zij kregen slechts betaald met een Nescio-speldje in de vorm van zijn karakteristieke hoed en er waren veel spijzen en wijnen. En zij mochten altijd gratis mee met de nazomers stoomboottocht. Enfin, voor een uitgebreide biografie van Nescio verwijs ik naar Wikipedia of andere bronnen. Ik draag zelf graag voor uit het werk van Nescio en niet onverdienstelijk; ik ben dan ook in te huren. Hieronder een stukje voordracht uit Dichtertje met oude beelden, mooi gelezen door Jan Hovers, die ik verder niet ken.

24 juli Benedetto Marcello

220px-Benedetto_MarcelloHet Radio 4 programma KRO’s ochtend van Vier staat deze zomer in het teken van diverse landen. Deze week is dat Italië. Mijn onlangs verworven muzikale schat in de ‘snoepwinkel’ van Kees Koudstaal (zie stukje hierover op deze site) heeft me in dermate vervoering gebracht, dat ik  graag anderen in het genot er van wilde laten delen. Het betreft hier een dubbel cd met celloconcerten van Andrea Zani. Dus gaf ik deze Italiaan door aan de redactie van bovengenoemd programma. Hilversum heeft een enorm archief en arsenaal aan muziek , maar de celloconcerten hadden ze niet. Ze hadden wel vioolmuziek van hem en zouden dat vanmorgen draaien. Uiteraard een stukje. Maar het werd door Mieke van de Weij aangekondigd met mijn kwalificatie die ik over de celloconcerten had gegeven en ik werd aangekondigd als ‘Klaas Kok of zo iets’. Enfin, dit allemaal ter zijde. Vandaag is het de sterfdag van de op 31 juli of 1 augustus 1686 in Venetië geboren Benedetto Marcello. Hij stamt uit een adellijke familie, is de jongere broer van Allessandro, van wie ik een prachtig hoboconcert heb, gespeeld door de onverbeterlijke hobogenie Marcel Ponseele en zijn Il Gardellino, en van de religieuze dichter Girolamo. Benedetto studeerde muziek bij Antonio Lotti en Francesco Gasparini, maar zijn vader dwong hem tot een rechtenstudie. Zo werd hij zowel jurist als componist. In 1711 werd hij lid van de Raad van Veertig in het stadsbestuur van de lagunenstad. In 1730 wordt hij districtsgouverneur in Pula. Hij werkt acht jaar in Istrië, waar volgens eigen zeggen zijn gezondheid schade oploopt. Hij gaat in elk geval met pensioen, vestigt zich in Brescia, waar hij op 24 juli 1739 aan tuberculose overlijdt. In 1728 was hij in het geheim getrouwd met een burgermeisje, voor een edelman ‘ not done’ . Na zijn dood wordt zijn huwelijk nietig verklaard. Met het schrappen van het huwelijk, verdwijnt voor z’n echtgenote ook de erfenis uit zicht.

Benedetto is ook door een hoboconcert bekend geworden, in c-mineur geschreven, maar vooral vanwege zijn ‘Estro poëtica-armonico, een verzameling meerstemmige psalmzettingen met strijkinstrumenten en basso continuo. Met de dichter Antonio Conti schreef hij een reeks cantates en hij bewerkte Christus Resurrexit uit de paasliturgie voor sopraan, alt, tenor en bas, in barokstijl. Johann Sebastian Bach heeft een vioolconcert in c mineur van de Italiaan getranscribeerd tot een klavecimbelconcert (BWV 981); Joachim Raff componeerde in 1877-78 de opera Benedetto Marcello, gebaseerd op het leven van de componist en zijn vrouw Rosanna Scalfi. Het conservatorium in Venetië is naar hem genoemd. Hieronder prachtige klavecimbelmuziek van Benedetto, vervolgens het bekende hoboconcert van z’n jongere broer, daarna Lotti, Gasperini en Bach..

http://www.youtube.com/watch?v=kpQdxJM3yw8

http://www.youtube.com/watch?v=JpT0Sdw2ack

 

 

 

Domenico en Michel

220px-Retrato_de_Domenico_Scarlatti images Domenico en Michel. Scarlatti en Van der Plas. Afgelopen zondagochtend overleed de laatste. Eerstgenoemde overleed op 23 juli – vandaag dus 1757. Beiden grootmeesters in hun genre. beiden goed katholiek. Domenico trad in de voetsporen van zijn vader Alessandro, die tevens zijn leermeester was. Scarlatti componeerde veel, waaronder een prachtig Stabat Mater, maar is vooral bekend door de bijna 600 werken voor klavecimbel, het merendeel sonates, waarin hij een onuitputtelijke rijkdom aan vondsten van muzikale, ritmische, harmonische, melodische, speltechnische aard ten toon spreidt. Van der Plas -een pseudoniem, z’n eigenlijke naam is Ben Brinkel – was een bekwaam journalist, die echter het meest bekend werd als liedjesschrijver voor o.a. Wim Kan, Frans Halsema en Wim Sonneveld.

Van beiden hieronder een mooi stuk vakmanschap.